Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 24868]
Dienst/afdeling: JP
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 6
Aantal bijlagen:
Voorstel tot het afwijzen van het verzoek om vrijstelling ex artikel 19, lid 1 WRO van de familie Mathijssen,
Overveldsestraat 10 te Prinsenbeek voor het hebben van een minicamping binnen de bestemming
"Agrarisch gebied".
Door de familie Mathijssen-Van Dijk, Overveldsestraat 10 te Prinsenbeek is een verzoek om vrijstelling
ingediend ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het hebben van een
minicamping binnen de bestemming "Agrarisch gebied" en grenzend aan hun agrarisch bouwvlak en van
de periode waarin de camping ter plaatse mag worden geëxploiteerd. Voor het exploiteren van een
minicamping aan de Overveldsestraat 10 te Prinsenbeek is al ontheffing verleend in het kader van de
Wet op de Openluchtrecreatie.
Te besluiten aan het verzoek om vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
van de familie Mathijssen-van Dijk geen medewerking te verlenen.
De gronden van de familie Mathijssen zijn gelegen binnen het bestemmingsplan "Buitengebied
Prinsenbeek" en hierin deels bestemd tot "Agrarisch bouwvlak" en deels tot "Agrarisch gebied". Op grond
van de voorschriften behorende bij de bestemming "Agrarisch bouwvlak" mag de grond binnen deze
bestemming ook worden gebruikt voor het geplaatst houden van maximaal 10 kampeermiddelen in de
periode tussen 1 april en 1 oktober en maximaal 15 kampeermiddelen in de periode tussen 1 juli en 1
september.
Door de familie Mathijssen is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en is de gevraagde ontheffing
hiervoor op grond van de Wet op de Openluchtrecreatie verleend.
De familie Mathijssen wil nu echter de mogelijkheid hebben de kampeermiddelen buiten het bouwvlak te
plaatsen vanwege het feit dat praktisch het gehele bouwvlak is verhard. Bovendien is het niet
aantrekkelijk uit een oogpunt van veiligheid vanwege de tussen de bedrijfsgebouwen manoeuvrerende
tractoren en landbouwmachines. Ook zullen bij volledige bezetting van de minicamping de
kampeermiddelen te dicht op elkaar moeten worden geplaatst.
Een en ander betekent dat de kampeermiddelen geplaatst zouden moeten gaan worden binnen de
bestemming "Agrarisch gebied" wat op grond van de voorschriften niet is toegestaan. De als zodanig
bestemde gronden mogen immers uitsluitend voor agrarische doeleinden worden gebruikt. Ook
uitbreiding van de bestemming "Agrarisch bouwvlak" teneinde de minicamping binnen het bouwvlak te
brengen is niet mogelijk. Ook deze mogelijkheid is slechts aanwezig voor de uitbreiding van de
agrarische activiteiten. Het exploiteren van een minicamping valt hier niet onder.
Vandaar dat de familie Mathijssen ook om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 1 WRO heeft verzocht
van het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" teneinde de minicamping ook buiten de
bestemming "Agrarisch bouwvlak" te mogen realiseren. Tevens hebben zij verzocht om uitbreiding van de
periode waarin een minicamping mag worden geëxploiteerd.
Zoals hiervoor al is aangegeven is de grond bestemd tot "Agrarisch gebied" en deze in het plan
opgenomen bestemming biedt randvoorwaarden voor de voortzetting van het agrarische gebruik.
Bovendien zijn aan de gronden met deze bestemming specifieke ontwikkelingsmogelijkheden gegeven
voor het landbouwkundige gebruik passend binnen het beleid en met inachtneming van de opgelegde
beperkingen (zoals stadsregiogebied). Zo zijn de gronden, voorzover deze liggen buiten de
stadsregiozone, bestemd voor de nieuwvestiging van en omschakeling naar glastuinbouwbedrijven,
grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven.
-1-