Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 24868]
Dienst/afdeling: JP
Uit het vorenstaande mag worden afgeleid dat de agrarische functie van het gebied de voorkeur heeft
boven andere functies. Het Streekplan Brabant in Balans van 2002 bevestigd dit eens te meer nu het
gebied, waarbinnen ook de percelen van de familie Mathijssen zijn gelegen, hierin is aangewezen als
vestigingsgebied voor glastuinbouw. In het op basis van het Streekplan opgestelde Uitwerkingsplan
Breda-Tilburg wordt dit nogmaals bevestigd door hierin vast te leggen dat het onderhavige gebied blijft
gehandhaafd als glastuinbouwvestigingsgebied. Ook in het gebiedsplan Brabantse Delta, vastgesteld juni
2005, is deze glastuinbouwstatus nogmaals bevestigd.
Gelet hierop zijn er ons inziens dan ook geen mogelijkheden om aan het verzoek medewerking te
verlenen door aan het betreffende perceelsgedeelte een recreatieve bestemming toe te kennen. Hierdoor
zouden de ontwikkelingsmogelijkheden van het omliggende gebied voor glastuinbouw onnodig worden
beperkt vanwege de hinder over en weer en in acht te nemen afstanden in het kader van de Wet
Milieubeheer.
Ter uitwerking van het Streekplan is door de provincie inmiddels een beleidsnota vastgesteld, de Nota
Buitengebied in ontwikkeling, naar welke nota de familie Mathijssen in hun verzoek verwijzen. In deze
nota geeft de provincie randvoorwaarden voor functieverruiming in het landelijke gebied.
Bestudering van deze nota geeft inderdaad aan dat er onder voorwaarden mogelijkheden zijn voor
functieverruiming vanuit het idee de leefbaarheid in het landelijke gebied te behouden gezien de steeds
verder afnemende aantallen agrarische bedrijven door het gebied nieuwe economische dragers te
bieden. De nota maakt hierbij onderscheid tussen hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties
(VAB-beleid) en het bieden van mogelijkheden voor nevenactiviteiten aan bestaande agrarische
bedrijven. Aangezien de familie Mathijssen zijn verzoek motiveert vanuit het gegeven dat zij vanwege de
teruglopende inkomsten uit hun akkerbouwbedrijf neveninkomsten willen genereren zijn in eerste aanleg
alleen de mogelijkheden in dat verband bezien.
Vorenbedoelde nota geeft aan dat er mogelijkheden zijn tot het hebben van nevenactiviteiten gerelateerd
aan de agrarische functie, gesproken wordt dan over verbrede landbouw en nevenactiviteiten welke geen
relatie hebben met de agrarische functie, zogenaamde nevenfuncties. Samenvattend komt het erop neer
dat verbrede landbouw in principe wordt mogelijk geacht op alle bestaande agrarische bouwblokken.
Nevenfuncties zijn ondergeschikt aan het agrarische bedrijf en de agrarische hoofdfunctie blijft bestaan.
Daarbij moet worden overwogen of de nevenactiviteit, als deze zou uitgroeien tot hoofdfunctie, dan als
vervolgfunctie past in het gebied.
Bij verbrede landbouw moet gedacht worden aan minicamping, agrarisch natuurbeheer, verkoop
streekproducten, kaas- en of wijnmakerij en zorgboerderijen. Bij nevenfuncties aan recreatieve
activiteiten, zoals een maïsdoolhof, agrarisch technische hulpfuncties (loonbedrijf) en statische opslag.
Belangrijk hierbij is te constateren dat de nota deze activiteiten (zowel de nevenactiviteiten als de
activiteiten in het kader van de verbrede landbouw) slechts toestaat op het agrarische bouwblok.
Bovendien dient voorkomen te worden dat het agrarische bouwblok tengevolge hiervan moet worden
uitgebreid. Het verzoek van de familie Mathijssen betreft het brengen van de activiteit naar buiten het
bouwblok. Alleen op deze grond al moet het verzoek om vrijstelling worden afgewezen.
Ook als het verzoek van de familie Mathijssen niet was ingestoken vanuit het gegeven dat er behoefte
bestaat aan extra inkomsten naast het agrarische bedrijf maar bijvoorbeeld als omschakeling van de
agrarische activiteiten naar een volwaardig recreatief bedrijf zou het verzoek moeten worden afgewezen.
Zoals reeds eerder aangegeven is de locatie Overveldsestraat 10 gelegen binnen een
glastuinbouwontwikkelingsgebied. Dit betekent weer dat ingezet moet worden op vestiging van
glastuinbouwbedrijven in dit gebied en dat voorkomen moet worden dat zich functies ontwikkelen binnen
dit gebied welke glastuinbouwvestigingen zouden kunnen frustreren. Een volwaardig recreatieverblijf
(bijvoorbeeld camping) zal dit vanwege de hindergevoeligheid hiervan zeker doen en het gebied rondom
dit recreatiebedrijf ongeschikt maken voor glastuinbouw.
Er zijn op de huidige locatie op dit moment een tweetal nevenfuncties toegestaan. Zo is ontheffing op
grond van de Wet op de Openluchtrecreatie verleend voor het exploiteren van een minicamping binnen
het bouwblok. Deze functie is rechtstreeks toegestaan in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied
Prinsenbeek.
-2-