Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 26548]
Dienst/afdeling: JP
2. In het onderhavige bestemmingsplan en dan vooral in de toelichting is een motivering opgenomen
waarom tot deze wijziging van de bestemming is besloten. De bestemming "Water" is in het plan
opgenomen om de watervoerende capaciteit ter plaatse te garanderen. Nu uit de ontheffing van
Waterschap Brabantse Delta blijkt dat er geen bezwaren zijn tegen het dempen van deze watergang
is het niet langer noodzakelijk dat ook de bestemming "Water" wordt gehandhaafd. Dit zou onnodig
beperkend werken op de bruikbaarheid van deze gronden voor agrarische doeleinden. Het
Waterschap heeft zich echter verplicht voor compenserende maatregelen zorg te zullen zal dragen
zodat de waterbergingscapaciteit in het onderhavige gebied voldoende blijft. Hiermee zijn in dat
kader ook de belangen van omwonenden en andere eigenaren voldoende meegenomen. De
ontheffing is nog onderwerp van bezwaar bij het waterschap. De bestemmingswijziging zal echter
geen directe gevolgen hebben voor het behoud van de onderhavige waterloop indien onverhoopt de
ontheffing niet onherroepelijk zou worden. Zonder deze ontheffing zal deze waterloop namelijk niet
gedempt mogen worden en dus moeten worden gehandhaafd. Wat de bestemming van deze sloot
ook is doet hieraan niets af.
3. Op grond van artikel 2 van de Inspraakverordening is inspraak mogelijk op alle terreinen van
gemeentelijk bestuur. In lid 3 van artikel 2 staat aangegeven in welke gevallen in ieder geval inspraak
wordt verleend terwijl in lid 4 de gevallen zijn opgesomd waarin geen inspraak wordt verleend. In dit
lid 4 staat onder punt d dat geen inspraak wordt verleend ten aanzien van besluiten op de
voorbereiding waarvan de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast. In artikel
23 van de Wet op de Ruimtelijke ordening wordt vervolgens bepaald dat op de voorbereiding van een
bestemmingsplan afdeling 2.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit laatste
betekent weer dat dus geen inspraak op grond van de Inspraakverordening Breda 1998 behoeft te
worden verleend en dit betekent weer dat dus de vaststelling van een communicatieplan niet is
voorgeschreven. In het onderhavige geval is er dus geen sprake van strijd met de
Inspraakverordening Breda 1998.
4. Op de onderhavige plankaart is het gebied ingekaderd waarvoor de wijziging van de bestemming
"Water" in de bestemming "Agrarisch gebied" wordt voorgesteld. Deze kaart is vervaardigd op basis
van de tekening zoals deze bij de ontheffing van het Waterschap Brabantse Delta is gevoegd voor
het dempen van de betreffende sloot. Deze twee zijn met elkaar in overeenstemming.
5. Het is juist dat de sloot de buitengrens vormt van de beschermingszone van de natte natuurparel
Weimeren. In de beschermingszone mogen geen activiteiten plaats vinden die een nadelige invloed
kunnen hebben op de ecohydrologie van de natuurparel. De onderhavige waterloop is bedoeld om
het water uit het gebied af te voeren. Door demping van de betreffende sloot zal het water in het
betreffende gebied langer worden vastgehouden wat goed is voor ecohydrologie van de natte
natuurparel. Bovendien zal door het waterschap de sloot worden verlegd en daarmee is het hier
dempen van de sloot in ieder geval niet nadelig voor de ecohydrologie van Weimeren.
6. Met de wijziging van de bestemming "Water" in "Agrarisch gebied" ontstaat voor dat specifieke
gebiedje inderdaad de mogelijkheid om deze bestemming (binnenplans) te wijzigen in de
bestemming "Agrarisch bouwvlak" voor de vestiging van een glastuinbouwbedrijf. Voor het
aangrenzende gebied bestaat deze mogelijkheid al. Dat wordt met dit bestemmingsplan echter niet
beoogd. Daartoe dient een specifiek verzoek te worden ingediend (toelatingsplanologie). Om gebruik
te kunnen maken van deze wijzigingsbevoegdheid dient vervolgens aan de in het vigerende
bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" opgenomen randvoorwaarden te worden voldaan en
dient de in het bestemmingsplan voorgeschreven procedure te worden gevolgd. Aan de procedure
zijn' afzonderlijke rechtsbeschermingsmiddelen verbonden voor belanghebbenden. Het is dus niet
zonder meer mogelijk om op het onderhavige perceel bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen op te
richten. Nu het Waterschap als waterbeherende instantie heeft aangegeven dat de betreffende sloot
kan worden gedempt en de afnemende bergingscapaciteit elders zal compenseren is het vanuit een
goede ruimtelijke ordening niet meer noodzakelijk het betreffende perceelsgedeelte te belasten met
een dergelijke functie omdat de gronden nu voor andere doeleinden gebruikt kunnen gaan worden.
Deze beslissing vloeit overigens niet voort, zoals reclamanten doen vermoeden, uit een van
gemeentewege gedane toezegging dan wel gesloten overeenkomst.