Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 26575] Dienst/afdeling: VSZ Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/T oelichting Agendapuntnummer: 1e Aantal bijlagen: Wijziging reïntegratieverordening. Op 1 januari 2005 is de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) in werking getreden. Deze wet vervangt de Wet inkomensvoorziening kunstenaar (WIK). Met de nieuwe wet wordt de kunstenaar de mogelijkheid geboden de gemeente te verzoeken hem voorzieningen aan te bieden, gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling in het kader van de uitoefening van het niet kunstgerelateerde gedeelte van een gemengde beroepspraktijk. De gemeente Breda voert conform artikel 23, eerste lid WWIK, als centrumgemeente deze wet uit. Op grond van artikel 21, vierde lid WWIK is de gemeenteraad van de centrumgemeente verplicht bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen gericht op de arbeidsinschakeling van kunstenaars. Deze regels zijn vastgelegd in bijgevoegd concept gewijzigd reïntegratieverordening. Artikel 21 WWIK is op 1 juli 2005 in werking getreden. Voorts wordt de verordening aangevuld met de voorziening 'persoonsgebonden reïntegratiebudget'. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke ontwikkeling waarbij cliënten een grotere invloed hebben op de invulling van hun reïntegratietraject. Na de inwerkingtreding van de verordening is voorts gebleken dat er behoefte is aan een verdere verfijning van artikel 5. 1De in het raadsbesluit geformuleerde wijzigingen van de reintegratieverordening vast te stellen. 2. Te bepalen dat het besluit in werking treedt op 1 januari 2006. Kunstenaars hebben met de WWIK net zoals voorheen met de WIK 48 maanden financieel de ruimte gekregen om naar eigen inzicht te werken aan de opbouw van een renderende beroepspraktijk als kunstenaar. Starters krijgen zo de tijd om zich te oriënteren op de kunstpraktijk en om een positie te verwerven. Gevestigde kunstenaars worden in staat gesteld tijdelijke terugval in inkomsten op te vangen, denk hierbij aan continuïteitsproblemen als gevolg van tijdelijke contracten, deeltijdbanen en een ongewisse markt. Echter, in de WWIK wordt in tegenstelling tot de WIK van de kunstenaar een duidelijke tegenprestatie gevraagd. De verantwoordelijkheid van de kunstenaar en diens eventuele echtgenoot om op termijn zelfstandig in de kosten van het bestaan te voorzien wordt meer benadrukt. In de WWIK geldt namelijk de verplichting om zich naar vermogen in te spannen om met kunst zelfstandig in het bestaan te voorzien (artikel 20, lid 2 onder b WWIK). Kunstenaars kunnen worden aangesproken op de inspanningen om zelfstandig te voorzien in de kosten van het bestaan. De kunstenaar is in de WWIK zelf verantwoordelijk voor het behalen van de jaarlijkse progressieve inkomenseis. De WWIK maakt het mogelijk voor een kunstenaar en diens echtgenoot om een beroep te doen op ondersteuning van de centrumgemeente bij het verkrijgen van deeltijdwerk dat te combineren is met de kunstuitoefening. Op deze manier kan worden voorkomen dat de kunstenaar na het einde van de maximale WWIK-uitkering een beroep doet op bijstand. Kunstenaars zijn daarom toegevoegd aan de doelgroep van de reïntegratieverordening (art 1 sub y) .Anders dan in de Wet werk en bijstand (WWB) heeft het verzoek om een voorziening in het kader van de WWIK een vrijwillig karakter. Daarom zijn kunstenaars op grond van artikel 4 lid 1 vrijgesteld van het verplichtende karakter om trajecten te accepteren. Voorts krijgen kunstenaars toegang tot alle voorzieningen met uitzondering van sociale activering. Uitgangspunt is namelijk dat bij kunstenaars de aangeboden voorziening rechtstreeks in verbinding staat met het verwerven van inkomsten. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 19