Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 27304]
Dienst/afdeling: CAJZ
Ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de raad wordt als volgt geoordeeld.
Het is vast beleid van de raad om zich terzake van planschadevergoedingen te laten adviseren door
daartoe aangewezen deskundigen. In de regel mag de raad vervolgens vertrouwen op de expertise van
de desbetreffende deskundige en kan hij zich beperken tot onderzoek naar de vraag of het uitgebrachte
advies op zorgvuldige wijze is tot stand gekomen of anderszins niet zodanige gebreken bevat dat daarop
geen behoorlijke besluitvorming kan worden gebaseerd. De raad mocht er in redelijkheid vanuit gaan dat
sprake is van een deskundige schadebeoordelingscommissie die advies aan haar heeft uitgebracht.
Geen sprake van planologisch voordeel
Volgens reclamant zijn de genoemde voordelen geen planologische voordelen.
In een reactie op de bezwaren geeft de JvO aan dat rekening is gehouden met het feit dat mensen liever
aan een groenstrook wonen dan (direct) aan gronden, die gebruikt kunnen worden als lokale weg of
parkeergelegenheid binnen een woonwijk.
Groenvoorzieningen zijn -anders dan verblijfsdoeleinden- niet bestemd voor rijdend en stilstaand
verkeer. De voorzieningen dienen veeleer als aankledingsgroen ter afscherming van het (zicht op) het
verkeer en als recreatiemogelijkheid binnen de bebouwde kom.
Percelen met de bestemming 'verbiijfsdoeleinden Vb2' kunnen gebruikt worden ten behoeve van
gemotoriseerde vervoersmiddelen die geluid-, geurhinder en verkeersgevaar kunnen veroorzaken.
Groenvoorzieningen zijn daarentegen niet bestemd voor gemotoriseerde vervoersmiddelen en leiden in
het algemeen dan ook tot minder overlast. De omstandigheid dat beide gronden -evenals zoveel andere
bestemmingen ten dienste van het algemeen gebruik- openbaar kunnen worden gebruikt is hierbij van
minder belang.
Reclamant blijft bij het standpunt dat van groenvoorziening geen afschermende werking uitgaat nu er
feitelijke een grasstrook kan worden aangelegd. In de oude situatie is sprake van een doodlopend terrein
waardoor het gebruik van motorvoertuigen extensief is.
Tijdens de hoorzitting is benadrukt dat de bestemming Groenvoorzieningen ook gemaximaliseerd dient te
worden en er in dat geval, bij bijvoorbeeld hoge struiken en bomen op deze bestemming, wel degelijk een
afschermende werking vanuit kan gaan. Daarnaast is aangegeven dat van een doorgaande
ontsluitingsweg geen sprake is aangezien de weg slechts wordt gebruikt door bestemmingsverkeer.
Gelet op het bovenstaande is het aanmerken van de bestemmingswijziging van 'verblijfsdoeleinden
(Vb2)' naar 'Groenvoorzieningen' als planologisch voordeel niet onredelijk.
Reclamant stelt vervolgens nog dat als gevolg van het wegvallen van de bestemming 'Agrarisch
bouwblok' op enkele honderden meters ten zuiden van de percelen terwijl de percelen op het oosten
georiënteerd zijn, er in theorie wellicht gesproken kan worden van een voordeel maar dit kan geen
voordeel zijn wat een waardebepalende invloed heeft.
Op de hoorzitting is aangegeven dat er wel degelijk sprake is van een planologisch voordeel aangezien
bij een dergelijke bestemming met maximale invulling sprake kan zijn van geluids- en stankoverlast.
Naar aanleiding van de hoorzitting is er nog een nadere motivering gevraagd aan de JvO ten aanzien van
dit planologisch voordeel in relatie tot de nog aanwezige agrarische bouwblokken en de mogelijk overlast
daarvan.
In de nadere motivering van de JvO wordt aangegeven dat rekening is gehouden met de door of namens
de gemeente verstrekte informatie. In de inleiding van het bestemmingsplan "Groenstraat-Zuidlaan" is
aangegeven dat het plan de realisatie beoogt van ongeveer 75 woningen, ondermeer ter vervanging van
twee bedrijven die hinder veroorzaken ten opzichte van de omliggende woningen. Een van deze
bedrijven was het groenteverwerkingsbedrijf Baaij. Voornoemd bedrijf veroorzaakte geluids- en
stankoverlast en visuele hinder. In de adviezen met betrekking tot de woningen gelegen aan de Omloop
12 t/m 18 is rekening gehouden met voornoemde geluids- en stankoverlast en is geconcludeerd dat het
wegvallen van het groenteverwerkingsbedrijf leidt tot planologisch voordeel. De omvang van het
planologisch voordeel is in de adviezen gerelateerd aan de ligging van de woningen ten opzichte van het
groenteverwerkingsbedrijf.
In de nabijheid van de woningen aan de Omloop nummers 12 t/m 18 liggen voorts meerdere agrarische
percelen, welke percelen eveneens enige hinder kunnen veroorzaken. Op deze percelen zijn veelal
'gewone' agrarische bedrijven gevestigd. In de adviezen is met voornoemde agrarische bedrijfsvoering
rekening gehouden. De hinder die de agrarische bedrijfsvoering op deze percelen kan veroorzaken, is
vr- 1 omvang dan de hinder als gevolg van het groenteverwerkings-bedrijf Baaij.
-2-