Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 27189]
Dienst/afdeling: JP
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 1a
Aantal bijlagen: --
Toekennen planschadevergoeding aan dhr. A.J. van Meer, Liesboslaan 125 te Breda.
Door dhr. A.J. van Meer, Liesboslaan 125 te Breda is op 15 juli 2003 een verzoek gedaan om planschade
vergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Door persoonlijke omstandigheden is het
verzoek pas op 11 november 2004 aangevuld. Verzoeker is van mening dat hij door het bestemmingsplan
'HSL-A16' schade lijdt in de vorm van waardevermindering van hun onroerend goed.
Nadat het verzoek ontvankelijk is verklaard, is het ter advisering voorgelegd aan een schadebeoordelings-
commissie, de Johan van Oldenbarnevelt Stichting.
Het betreft een aanvraag van voor 1 september 2005. Volgens "oud" recht is uw raad bevoegd gezag.
Te besluiten om aan dhr. A.J. van Meer, Liesboslaan 125 te Breda een planschadevergoeding toe te
kennen. Een en ander overeenkomstig het bij dit voorstel behorende conceptraads-besluit.
Bij brief van 15 juli 2003 en aanvulling van 11 november 2004 heeft dhr. A.J. van Meer verzocht om
vergoeding van schade die hij en zijn echtgenote lijden als gevolg van de wijziging van het planologische
regime door vaststelling van het bestemmingsplan "HSL-A-16".
Om het verzoek te kunnen beoordelen, is allereerst gekeken of er inderdaad sprake is van een wijziging
van het planologische regime. Voorheen waren de gronden tegenover het perceel, Liesboslaan 125
gelegen in de bestemmingsplannen"Landelijk gebied 1973" en "Buitengebied 1992" en hadden met name
de bestem-ming "agrarisch gebied" met als subaanduiding "glastuinbouwgebied A(gl)". Deze gronden
hebben thans de bestemming "verkeersdoeleinden", "stedelijke hoofdweg (Vh) en "Bedrijfsdoeleinden
Uit het vorenstaande kan worden opgemaakt dat er sprake is van een wijziging van het planologische
regime. Om te kunnen vaststellen of er sprake is van planschade is een planologische vergelijking
gemaakt tussen de bestemmingsplannen "Buitengebied" en "HSL-A16". Hierbij kan worden opgemerkt
dat bij wijziging van het planologische regime sprake kan zijn van planologische voor- en nadelen. De
voor- en nadelen voortkomend uit één en dezelfde planmaatregel mogen in beginsel met elkaar worden
gecompenseerd.
De Johan van Oldenbarnevelt Stichting is op basis van de planologische vergelijking van oordeel, dat
verzoeker door het bestemmingsplan "HSL-A16" in vergelijking tot de voorheen geldende bestemmings
plannen in een nadeliger positie is komen te verkeren.
De schade als gevolg van de planologisch nadeliger situatie is beperkt, daar de omgeving van de
woning reeds gekarakteriseerd werd door vele (gemotoriseerde) verkeersbewegingen, welke al leidden
tot geluid-, stank- en lichthinder. Het gebruik van de nabijgelegen agrarische gronden voor glastuinbouw
kon eveneens leiden tot lichthinder. Er is sprake van afname van de intensiteit van het gebruik van de
gronden grenzend aan het perceel van verzoeker, welke gronden voorheen bestemd waren voor wegen
van nationale betekenis en thans bestemd zijn voor buurt- en wijkontsluitingsweg. De bebouwings
mogelijkheden van de gronden zijn daarentegen toegenomen. Er is sprake van enige intensivering van
het gebruik van de gronden, voorheen bestemd voor "agrarische doeleinden" (glastuinbouw) en thans
bestemd voor "Verkeersdoeleinden" (stedelijke hoofdweg).
Bovendien mogen er thans op ongeveer 75 meter van het perceel van verzoeker bedrijfsgebouwen
worden opgericht met een hoogte van 8 tot 70 meter. Andere bouwwerken (geen gebouwen zijnde)
mogen een hoogte hebben tot 12 meter. Dergelijke gebouwen en bouwwerken beperken het uitzicht
vanaf het perceel van verzoekers meer dan op grond van het voorheen geldende planologische regime
mogelijk zou zijn geweest. Daar staat tegenover dat er op grond van het voorheen geldende planolo
gische regime al geen sprake was van een vrij en wijds uitzicht.
(Bil)".
-1-