Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 27552]
Dienst/afdeling: RGR
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 3
Aantal bijlagen:
Bemensing raadscommissies tijdens demissionaire periode.
De raad heeft in de vorige raadsperiode zes raadscommissies ingesteld en daarin voor de duur van de
raadsperiode 2002-2006 op basis van artikel 6 van het Reglement voor de raadscommissies voorzitters,
plaatsvervangend voorzitters en commissieleden benoemd. Aldus blijven de raadscommissies blijven in
stand tot het moment waarop de raad deze eventueel wijzigt. Dit in tegenstelling tot de bemensing welke
bij aanvang van de nieuwe raadsperiode 2006-2010 opnieuw zal moeten worden ingevuld.
In afwachting van een definitief voorstel te besluiten om:
1Overeenkomstig het eerste lid van artikel 4 van het Reglement voor de raadscommissies voor de
raadscommissies de navolgende raadsleden aan te wijzen als commissievoorzitter:
a. De heer C.G.M.F. Schoenmakers (AZ)
b. Mevrouw M.J. Boidin (SOV)
c. mevrouw E.P.M.M. Van Hasselt-Blankers (SAW)
d. de heer J.N. Augenbroe (ECG)
e. de heer E. Ücerler (VSM)
f. de heer O.S. Akinci (MSO)
2. In afwijking van het eerste lid van artikel 4 van het Reglement voor de raadscommissies te besluiten
dat de bij punt 1 aangewezen voorzitters onderling bepalen hoe zij elkaar vervangen.
3. In afwijking van het tweede en derde lid van artikel 3 van het Reglement voor de raadscommissies te
besluiten dat per raadsfractie bij een vergadering van een raadscommissie maximaal drie raadsleden
mogen worden afgevaardigd.
Zoals opgemerkt blijven de raadscommissies zoals deze in de vorige raadsperiode zijn ingesteld in stand
tot het moment waarop de raad besluit deze te wijzigen. Vooralsnog wordt dus nog steeds met zes
raadscommissies gewerkt.
De voorzitterschappen en plaatsvervangend voorzitterschappen eindigen echter wel bij afloop van de
verkiezingen. Dit betekent dat de raad in nieuwe samenstelling in zijn eerste vergadering op 16 maart
2006 in ieder geval moet voorzien in het aanwijzen van voorzitters. Naar verwachting zal het niet mogelijk
zijn om al op 16 maart 2006 de definitieve voorzitters en plaatsvervangers aan te wijzen. Daarom wordt
voorgesteld om op 16 maart 2006 tot het moment waarop de raad een definitief besluit neemt te voorzien
in het zoveel als mogelijk voortzetten van de huidige voorzitterschappen. Voorgesteld wordt om in
afwachting van de instelling van de raadscommissies voor de raadsperiode 2006-2010 door de raad en
de daarmee samenhangende aanwijzing van de voorzitters, voorlopig de commissievoorzitters (en daar
waar van toepassing de plaatsvervangers) uit de voorgaande raadsperiode aan te wijzen die weer
gekozen zijn als raadslid en daarmee hebben ingestemd. Daarnaast wordt voorgesteld om - naar
voorbeeld van het college - te bepalen dat zij onderling hun vervanging regelen. Wat betreft de
raadscommissie Algemene Zaken wordt voorgesteld tijdelijk de voormalig tweede waarnemend
raadsvoorzitter als commissievoorzitter aan te wijzen.
Wat betreft de bemensing van de raadscommissies wordt voorgesteld om in afwachting van de definitieve
indeling van de raadscommissies en de daarmee samenhangende voordrachten van de fracties wat
betreft de bemensing voorlopig te bepalen dat iedere fractie drie raadsleden mag afvaardigen.
Omdat niet bekend is hoe lang de demissionaire periode zal gaan duren is geen beperking in de duur van
de voorgestelde besluiten opgenomen. Zodra de raad overgaat tot het instellen van de nieuwe
raadscommissies en het definitief aanwijzen van de voorzitters en benoemen van de commissieleden
zullen deze besluiten worden ingetrokken.
-1-