Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 28050] Dienst/afdeling: JP Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer: 1c Aantal bijlagen: Afwijzen planschadeverzoeken gedaan namens de eigenaren van Koienbranderstraat 30 en 32 te Breda. Namens de heer J.B.L.M. Lourens, Kolenbranderstraat 30 te Breda en de heer en mevrouw Beerens, Kolenbranderstraat 32 te Breda zijn planschadeverzoeken ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Verzoekers zijn van mening dat zij, door de vaststelling van het bestem mingsplan "Princenhage" schade lijden in de vorm van waardevermindering van hun eigendom. Nadat de verzoeken ontvankelijk zijn verklaard, zijn deze ter advisering voorgelegd aan een schadebeoor- delingscommissie, Adviesbureau Van Montfoort te Amersfoort. Het betreft aanvragen van voor 1 september 2005. Volgens "oud" recht is uw raad bevoegd gezag. Te besluiten om de planschadeverzoeken gedaan namens de heer J.B.L.M. Lourens, Kolenbranderstraat 30 te Breda en de heer en mevrouw Beerens, Kolenbranderstraat 32 te Breda af te wijzen. Een en ander overeenkomstig het bij dit voorstel behorende conceptraadsbesluit. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de vraag of schade wordt geleden als gevolg van een planologische maat regel, te worden beantwoord aan de hand van een vergelijking tussen de waarde van de desbetreffende onroerende zaak onmiddellijk voorafgaande aan de planologische wijziging en de waarde onmiddellijk na dit tijdstip. Uitgangspunt bij de schadeberekening zijn de maximale mogelijkheden van het oude en nieuwe planologisch regime. Daarbij kan een en dezelfde planologische mutatie zowel voordelen als nadelen met zich meebrengen. Deze dienen met elkaar te worden verrekend. Door Adviesbureau Van Monfoort te Amersfoort zijn aan de hand van beide verzoeken, het betreft aan grenzende percelen, planologische vergelijkingen gemaakt tussen de bestemmingsplannen "partiële herziening 1975/1 van het bestemmingsplan Princenhage West I 1973 (200 m zone)", "Landelijk Gebied 1973", het bestemmingsplan "Princenhage" en het daarbij behorende bestemmingsplan "Princenhage herziening ex artikel 30 WRO". Voor wat betreft het laatstgenoemde plan is in het advies uitgegaan van de peildatum 7 april 2005. Voor het eigen perceel van verzoekers concludeert Adviesbureau Van Montfoort dat het nieuwe planologisch regime ten opzichte van bestemmingsplan "partiële herziening 1975/1 van het bestemmimingsplan Princen hage West I 1973 (200 m zone)" in enige mate de bouw- en gebruiksmogelijkheden verruimt (zij het dat ook de buren over ruimere mogelijkheden zijn gaan beschikken) doch daarvan geen noemswaardige positieve invloed op de waarde uitgaat. Voor wat betreft de eerder in het plan "Landelijk Gebied 1973" begrepen gronden liet de bestemming "Agrarische Doeleinden B" vrijwel onbeperkte bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe, waarbij gebouwen een goothoogte konden hebben van 5,5 meter, terwijl de nokhoogte niet was beperkt. Voor kassen gold voorts geen enkele oppervlaktebeperking, zodat op 1 meter afstand van het perceel van verzoekers aaneengesloten kassen aanwezig hadden kunnen zijn. Dat de desbetreffende gronden feitelijk al als groenvoorziening waren ingericht overeenkomstig de bestemming "Beplantingszone" van het bestem mingsplan "partiële herziening 1975/1 van het bestemmimingsplan Princenhage West I 1973 (200 m zone)" kan daaraan niet afdoen. Gelet op de voorwaarden welke zijn verbonden aan de vrijstellingsbevoegdheden voor het stichten van bedrijfswoningen, behoefde geen rekening te worden gehouden met woningen. Wel kon de agrarische bedrijfsvoering leiden tot verschillende vormen van overlast, zoals geluids- en geuroverlast, hinder als gevolg van assimilatieverlichting, hinderlijke reflectie van zonlicht en overlast als gevolg van buitenopslag. Te meer daar aan het oude planologisch regime geen gebruikvoorschriften waren verbonden. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2006 | | pagina 14