Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 28082]
Dienst/afdeling: JP
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 4
Aantal bijlagen:
Toekennen planschadevergoedingen aan de eigenaren van de percelen Kolenbranderstraat 18, 20, 22, 24,
26 en 28 te Breda.
Door of namens de eigenaren van de Kolenbranderstraat 18, 20, 22, 24, 26 en 28 te Breda zijn verzoeken
om planschadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingekomen. Daar
de verzoeken zijn ingediend voor 1 september 2005 is op basis van het "oude" recht uw raad het bevoegd
gezag.
Verzoekers zijn van mening dat zij door de vaststelling van het bestemmingsplan "Princenhage" schade
lijden in de vorm van waardevermindering van hun eigendom.
Nadat de verzoeken ontvankelijk zijn verklaard, zijn deze ter advisering voorgelegd aan een schadebeoor-
delingscommissie, Adviesbureau Van Montfoort te Amersfoort.
Te besluiten om aan de eigenaren van de percelen Kolenbranderstraat 18, 20, 22, 24, 26 en 28 te Breda
een planschadevergoeding toe te kennen. Een en ander overeenkomstig het bijgevoegd conceptraads
besluit.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de vraag of schade wordt geleden als gevolg van een planologische maat
regel, dient te worden beantwoord aan de hand van een vergelijking tussen de waarde van de desbetref
fende onroerende zaak onmiddellijk voorafgaande aan de planologische wijziging en de waarde onmiddellijk
na dit tijdstip. Uitgangspunt bij de schadeberekening zijn de maximale mogelijkheden van het oude en
nieuwe planologisch regime. Daarbij kan een en dezelfde planologische mutatie zowel voordelen als
nadelen met zich meebrengen. Deze dienen met elkaar te worden verrekend.
Door Adviesbureau Van Montfoort te Amersfoort zijn aan de hand van beide verzoeken, het betreft aan
grenzende percelen, planologische vergelijkingen gemaakt tussen de bestemmingsplannen "partiële
herziening 1975/1 van het bestemmingsplan Princenhage West I 1973 (200 m zone)", "Landelijk Gebied
1973", het bestemmingsplan "Princenhage" en het daarbij behorende bestemmingsplan "Princenhage
herziening ex artikel 30 WRO". Voor wat betreft het laatstgenoemde plan is in het advies uitgegaan van de
peildatum 7 april 2005.
Voor het eigen perceel van verzoekers concludeert Adviesbureau Van Montfoort dat het nieuwe planologisch
regime ten opzichte van bestemmingsplan "partiële herziening 1975/1 van het bestemmimingsplan Princen
hage West I 1973 (200 m zone)" in enige mate de bouw- en gebruiksmogelijkheden verruimt (zij het dat ook
de buren over ruimere mogelijkheden zijn gaan beschikken) doch daarvan geen noemswaardige positieve
invloed op de waarde uitgaat.
Voor wat betreft de eerder in het plan "Landelijk Gebied 1973" begrepen gronden liet de bestemming
"Agrarische Doeleinden B" vrijwel onbeperkte bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe,
waarbij gebouwen een goothoogte konden hebben van 5,5 meter, terwijl de nokhoogte niet was beperkt.
Voor kassen gold voorts geen enkele oppervlaktebeperking, zodat op 1 meter afstand van het perceel van
verzoekers aaneengesloten kassen aanwezig hadden kunnen zijn. Het thans bestaande uitzicht vanuit de
woningen is in vergelijking daarmee uitermate rooskleurig; ook de vroegere feitelijke situatie is kennelijk
echter gunstiger geweest dan de planologische mogelijkheden aangaven.
Gelet op de voorwaarden welke zijn verbonden aan de vrijstellingsbevoegdheden voor het stichten van
bedrijfswoningen, behoefde geen rekening te worden gehouden met woningen. Wel kon de agrarische
bedrijfsvoering leiden tot verschillende vormen van overlast, zoals geluids- en geuroverlast, hinder als
gevolg van assimilatieverlichting, hinderlijke reflectie van zonlicht en overlast als gevolg van buitenopslag.
Te meer daar aan het oude planologisch regime geen gebruikvoorschriften waren verbonden.
-1-