Artikel 6:4 voorzieningen
1. Het is een structureel gesubsidieerde organisatie niet toegestaan een voorziening te vormen die
(mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden, tenzij het College daarvoor voorafgaande
schriftelijke toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kan het College voorwaarden
verbinden.
2. Onder een voorziening verstaan we het treffen van financiële maatregelen voor kosten die een
organisatie op termijn moet maken. Een voorziening kan ten laste van de exploitatie gevormd
worden voor toekomstige kosten die:
a. niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden en
b. nu reeds te voorzien zijn en
c. onvermijdelijk zijn en
d. hun oorzaak in het verleden hebben en
e. kwantificeerbaar berekenbaar zijn.
3. Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:
a. de kosten samenhangend met vervanging van inventaris;
b. de kosten samenhangend met ziekte van werknemers;
c. reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.
4. Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder
geval de volgende gegevens zijn opgenomen:
a. het doel van de voorziening;
b. een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;
c. een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de
voorziening.
Het College kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.
5. Het toestaan van het vormen van een voorziening, die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke
subsidiemiddelen, gebeurt onder de voorwaarde dat het onderliggende plan, zoals bedoeld in
lid 4, is goedgekeurd.
6. Voor het in afwijking van het goedgekeurde plan toevoegen of onttrekken van subsidiegelden aan
de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het College.
Artikel 6:5 afschrijvingen
1Algemeen uitgangspunt is het gemeentelijk afschrijvingsbeleid en het gestelde in boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
2. Investeringen aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal 450,- moeten
worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven, dan wel ten laste van een voorziening
'vervanging inventaris' worden gebracht.
3. Investeringen/aankopen van minder dan 450,- moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat
van het jaar van aanschaf worden gebracht.
4. De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.
5. Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te
verwachten restwaarde.
6. Voor onderstaande activagroepen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:
- gebouwen 50 jaar
- technische installaties 15 jaar
- kantoormeubilair 5 jaar
- computers 3 jaar
- overige inventaris 5 jaar
- bedrijfsauto's 10 jaar
Beleidsregels Subsidieverstrekking Sportstimulering 2007 (versie raadsvoorstel, 09-10-2006)
15