Algemeen
CONCEPT
TOELICHTING
Hoofdstuk VI van de Gemeentewet (artikelen 95 tot en met 99) regelt de geldelijke voorzieningen van
raadsleden en leden van door de raad ingestelde commissies. Belangrijk in dit verband is artikel 99
van de Gemeentewet waarin is bepaald dat raadsleden en leden van door de raad ingestelde
commissies als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente
ontvangen dan hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend.
De bepalingen in de gemeentewet zijn nader uitgewerkt in het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden.
Allereerst wordt aan raadsleden een vergoeding voor hun werkzaamheden als raadslid verstrekt en
een onkostenvergoeding. De hoogte daarvan dient door de gemeenteraad vastgelegd te worden bij
verordening waarbij de raad het door de minister vastgestelde maximumbedrag niet mag
overschrijden. Commissieleden die geen raadslid zijn ontvangen een door de raad bij verordening
vastgesteld presentiegeld voor het bijwonen van vergaderingen. Ook dit bedrag mag het door de
minister vastgestelde maximumbedrag niet overschrijden.
Verder kan op grond van de Gemeentewet aan raadsleden en commissieleden vergoeding worden
verstrekt voor bepaalde reis- en verblijfskosten. Ook hieromtrent dient de raad bij verordening regels
te stellen.
Verder voorziet het rechtspositiebesluit in het in bruikleen geven aan raadsleden van computers,
bijbehorende apparatuur en software of, als daar niet voor wordt gekozen, een tegemoetkoming in de
kosten van aanschaf of gebruik daarvan. Het rechtspositiebesluit biedt de mogelijkheid voor de raad
om bij verordening deze regeling ook geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren op
commissieleden.
Tot slot biedt artikel 95, tweede lid, van de Gemeentewet de raad de mogelijkheid om, naast de
hiervoor genoemde vergoedingen en tegemoetkomingen, de mogelijkheid bij verordening aan zijn
leden de in het rechtspositiebesluit opgesomde secundaire voorzieningen beschikbaar te stellen.
Andere dan in dit besluit genoemde secundaire voorzieningen zijn niet toegestaan. De in het
rechtspositiebesluit genoemde secundaire voorzieningen zijn de navolgende:
Uitkering gewezen raadsleden
Collectieve verzekering
Tegemoetkoming ziektekosten
Voorziening bij uitkering op grond van Werkloosheidswet
Scholing
Kinderopvang
De raad heeft de individuele voorzieningen voor zijn leden en commissieleden geregeld in de
Verordening tegemoetkoming kosten raads- en commissieleden 1995. Op basis van deze verordening
ontvangen raadsleden een vergoeding en een onkostenvergoeding en de commissieleden die geen
raadslid zijn een presentiegeld. De raadsvergoeding is door de raad daarbij vastgesteld op 92% van
het door de minister vastgestelde maximumbedrag en de onkostenvergoeding en het presentiegeld
voor commissieleden op 100%. Verder voorziet de verordening in de mogelijkheid voor raads- en
commissieleden om bepaalde reis- en verblijfskosten vergoed te krijgen. In tegenstelling tot andere
grote gemeenten stelt de raad in Breda aan zijn leden geen andere voorzieningen beschikbaar.
In voorbereiding op de vaststelling door de raad van de Verordening fractieondersteuning 2006
hebben de toenmalige raadscommissies Algemene Zaken (AZ) en Middelen, Stadsbeheer en
Organisatieontwikkeling (MSO) aangegeven dat als gevolg van de aanscherping van de
bestedingsdoelen van de fractievergoeding en omdat raadsleden in het duale systeem ook vaker
overdag activiteiten moeten bijwonen, het wenselijk was om zo spoedig mogelijk de raadsvergoeding
te verhogen naar 100% het wettelijk maximum. Ook werd met het oog op het oneigenlijk gebruik van
de fractievergoeding voor individuele scholing voorgesteld zo spoedig mogelijk te voorzien in een
scholingsbudget. Met het oog daarop is deze nieuwe verordening op de individuele voorzieningen
opgesteld.
Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2006
4