CONCEPT
het bekostigen van individuele voorzieningen is dit gecorrigeerd in de op 20 april 2006 door de raad
vastgestelde Verordening op de fractieondersteuning 2006. Zoals hiervoor aangegeven heeft de
wetgever bedoeld deze voorziening onder te brengen in de bedrijfsvoering van de gemeente.
Omdat scholing van raadsleden als belangrijk voor het functioneren van raadsleden wordt gezien is
door de werkgroep uit de raad die belast was met het opstellen van de Verordening op de
fractieondersteuning 2006 geadviseerd zo snel mogelijk ook te voorzien in een budget voor de
individuele scholing van raadsleden. Dit in aanvulling op de collectieve scholing en training die van
gemeentewege aan raadsleden wordt aangeboden (zoals de debattrainingen en mediatraining in het
kader van het inwerkprogramma nieuwe raad).
In deze verordening wordt aan de individuele raadsleden de mogelijkheid gegeven de kosten voor
scholing en het bijwonen van congressen waar het raadslid gebruik van wil maken te laten betalen
door de gemeente. Uiteraard moet het daarbij gaan om scholing en congressen die ten dienst staan
van het raadslidmaatschap. Het gaat hierbij om allerlei vormen van scholing gericht op het verbeteren
van zowel vaardigheden - bijvoorbeeld mediatrainingen, debatvaardigheden, presentatietechnieken
en snel lezen - als inhoudelijke deskundigheid. Bij dit laatste kan gedacht worden aan het vergroten
van de kennis van gemeentefinanciën, staats- en bestuursrecht, beleidsterreinen of meer specifieke
beleidsonderwerpen. Abonnementskosten op bladen en kosten van lidmaatschap zijn kosten soorten
die niet hieronder vallen. Deze kosten moeten worden gedekt uit de onkostenvergoeding. Zo ook de
eventuele reis- en verblijfskosten die het raadslid maakt ten behoeve van het kunnen bijwonen van
cursussen en congressen. Dit in tegenstelling tot de reis- en verblijfskosten die gemaakt worden ter
uitvoering van een activiteit in raads- of commissieverband.
De afweging welke scholing en congressen het raadslid wil volgen is in principe een zaak van het
desbetreffende raadslid zelf. Hoewel niet te verwachten is dat zich dit zich zal voordoen zijn er
situaties denkbaar waarbij een raadslid misbruik van de voorziening zou kunnen maken en het budget
gebruikt voor scholing en congressen die geen aantoonbaar verband houden met het raadswerk. Om
eventueel misbruik van de voorziening te kunnen voorkomen is in de verordening opgenomen dat bij
twijfel hieromtrent de voorzitter van de raad beslist.
Uiteraard is het ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling niet gewenst dat raadsleden
trainingen en cursussen volgen bij een echtgenoot, echtgenote of andere familieleden. Dit zou ook in
strijd zijn met de gedragscode van de raad. Mocht onverhoopt zich dit toch voordoen dan biedt de
bepaling in artikel 8, eerste lid, van de verordening de mogelijkheid voor het fractievoorzittersoverleg
daar tegen op te treden.
Omdat de behoefte aan scholing naar verwachting vooral bij aanvang van de raadsperiode zal
bestaan wordt voorzien in een scholingsbudget voor de gehele raadsperiode. Het is aan het raadslid
te bepalen waaraan en wanneer hij scholing wenst te volgen of congressen wenst bij te wonen. Om
raadsleden periodiek inzicht te verschaffen in de hen nog beschikbare financiële ruimte is opgenomen
dat de griffier jaarlijks een overzicht daarvan opstelt en ter kennis brengt van de raad.
Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2006
7