Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 28059]
Dienst/afdeling: BEL
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 1h
Aantal bijlagen: -
Beleidsregels m.b.t. het verlenen van kwijtschelding van gemeentelijke heffingen 2006.
Op 20 december 2001 zijn door uw raad de huidige beleidsregels omtrent kwijtschelding vastgesteld. In
deze beleidsregels was een termijn opgenomen waarbinnen verzoeken om kwijtschelding moesten zijn
ingediend, te weten binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet. Verzoeken welke later
binnenkwamen werden niet in behandeling genomen. Met het stellen van een termijn wilde de gemeente
voorkomen dat de belastingschuldige met het verzoek wacht totdat de dwanginvordering is aangevangen
De wens bestaat om in de onderhavige beleidsregels geen termijn meer op te nemen waarbinnen
verzoeken om kwijtschelding bij de gemeente moeten zijn ingediend.
Vast te stellen de 'Beleidsregels met betrekking tot het verlenen van kwijtschelding van gemeentelijke
heffingen 2006'.
De mogelijkheid voor gemeenten om kwijtschelding van belastingen te verlenen, is geregeld in artikel 255
Gemeentewet. De Gemeentewet, Invorderingswet en de uitvoeringsregelingen bevatten echter geen
termijn waarbinnen een verzoek om kwijtschelding moet zijn ingediend. Hoewel er geen wettelijke
bepaling is die gemeenten verbiedt om een termijn te stellen voor het indienen van een
kwijtscheldingsverzoek, acht de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) het stellen van een termijn
niet wenselijk. In veel gevallen zal er immers geen sprake zijn van opzet om het verzoek uit te stellen.
De wens bestaat om de onderhavige beleidsregels aan dit standpunt van de VNG te conformeren. Dit
houdt mede verband met de ervaring dat, ondanks de gestelde termijn, vele verzoeken na afloop van
deze termijn binnen komen. Om juist deze doelgroep in het kader van het armoedebeleid niet op puur
formele gronden af te wijzen, zijn de afgelopen jaren de ingekomen verzoeken toch (ambtshalve)
beoordeeld en afgehandeld. Het is uiteraard wenselijk om de beleidsregels hierop aan te passen.
Bovendien is momenteel het wetsvoorstel 'versterking fiscale rechtshandhaving' aanhangig bij de
Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel is o.a. het 'Vereenvoudigd derdebeslag' (bankvordering ex artikel 19
Invorderingswet) opgenomen: als een bepaalde aanslag niet is betaald, kan de gemeente - evenals de
rijksbelastingdienst - na betekening van een dwangbevel, een vordering doen bij de bank van de
belastingschuldige. De bank heeft dan de verplichting om gedurende een week geen betalingsopdrachten
van de belastingschuldige uit te voeren (binnenkomende bedragen worden wel bijgeschreven).
Vervolgens maakt de bank het bedrag van de vordering, voorzover het banksaldo voldoende is en
rekening houdend met een drempel, over op de rekening van de gemeente.
Gemeentes zullen echter alleen van dit vereenvoudigd derdebeslag gebruik mogen maken, indien zij
geen termijnen voor kwijtscheldingsverzoeken hanteren.
Indien voornoemd wetsvoorstel wordt aangenomen, is het vereenvoudigd derdebeslag een belangrijke
invorderingsmogelijkheid voor de gemeente. Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken, is het
derhalve noodzakelijk om in de beleidregels geen termijn meer te stellen voor het indienen van
kwijtscheldingsverzoeken.