Artikel 2:11 Peuterspeelzaalwerk
Afdeling 2.2
Maatschappelijke participatie
Bevorderen maatschappelijke participatie
Artikel 2:12 reikwijdte
Artikel 2:13 subsidievorm
Artikel 2:14 normbedragen
Artikel 2:15 deskundige begeleiding
Onder peuterspeelzaalwerk worden activiteiten verstaan die gericht zijn op het scheppen en in stand
houden van peuterspeelzalen voor kinderen van twee tot vier jaar, waarmee tevens bijgedragen wordt
aan de ontwikkeling van kinderen en de bestrijding van achterstanden.
§2.2.1
1. Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan het betrekken en betrokken houden van
mensen bij de samenleving.
2. Activiteiten ter bevordering van de maatschappelijke participatie moeten aan de volgende
voorwaarden voldoen:
a. zij dienen in groepsverband plaats te vinden met tenminste 10 deelnemers per keer. Bij
minder dan 10 deelnemers is er geen grondslag voor subsidie;
b. er dient sprake te zijn van een vorm van begeleiding en/of instructie;
c. zij dienen minimaal één uur te duren.
De subsidie wordt uitsluitend verstrekt op basis van normbedragen. In afwijking hiervan kunnen
activiteiten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 2:16 en 2:17 van deze beleidsregels
gesubsidieerd worden op basis van een goedgekeurd activiteitenplan en een daarbij horende
begroting.
1. Het normbedrag is bedoeld ter dekking van een deel van de uitvoeringskosten van een activiteit.
Hierbij is er vanuit gegaan dat de organisator ook langs andere wegen nog inkomsten zal
verwerven. Het normbedrag bedraagt voor het jaar 2007 per activiteit 25,-. Voor grote groepen
(50 of meer deelnemers) geldt een normbedrag van 50,- per activiteit. Indien de activiteit
meerdere dagdelen in beslag neemt, worden de hiervoor genoemde bedragen per dagdeel
verstrekt.
2. Per jaar worden maximaal 50 gelijksoortige activiteiten gesubsidieerd. Onder gelijksoortige
activiteiten worden activiteiten verstaan die gelijktijdig in eenzelfde ruimte plaatsvinden en/of met
eenzelfde doel worden ondernomen.
3. Het College kan het normbedrag jaarlijks wijzigen. Indien dit het geval is, zal dit in het
subsidieprogramma van dat jaar aangegeven worden.
1. Indien naar het oordeel van het College deskundige begeleiding noodzakelijk is voor het
welslagen van de activiteit, kan hiervoor subsidie worden verstrekt. Onder deskundige begeleiding
wordt verstaan de begeleiding door iemand die, naar het oordeel van het College, door opleiding
en ervaring voldoende kennis en vaardigheden heeft om kwalitatief goede begeleiding te geven.
10