Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 28894]
Dienst/afdeling: BEL
Memorie van toelichting.
Artikel 1 Belastbaar feit
Voor de omschrijving van het belastbare feit is aansluiting gezocht bij de tekst van artikel 226 van de
Gemeentewet. Er wordt een belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.
De hondenbelasting is aangemerkt als directe belasting. Deze aanwijzing is noodzakelijk om toepassing van
artikel 31 e.v. van de AWR betreffende de richtige heffing mogelijk te maken.
Artikel 2 Belastingplicht
Eerste lid
Belastingplichtig is de houder van een hond. Het begrip 'houder van de hond' wordt doorgaans als volgt
gedefinieerd: 'houder is degene die een hond bezit, verzorgt of onder toezicht heeft'.
Tweede lid
Ingevolge het tweede lid van artikel 2 wordt als houder aangemerkt, degene die onder welke titel dan ook
een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. Het is niet vereist dat de houder tevens
eigenaar is. Wel is het noodzakelijk dat de hond duurzaam wordt gehouden. In dit verband is van belang een
arrest van de Hoge Raad van 23 december 1998, nr. 31.599 (Gemeente Vries, Belastingblad 1999, blz. 53)
waarin werd beslist dat er sprake is van houderschap indien iemand een hond onder zich heeft waarbij
sprake is van enige duurzaamheid en gezag. In deze casus was de eigenaar van een hondenschool
aangeslagen voor de hondenbelasting. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden dat de hond bij
belanghebbende in opleiding is en aan een ander in eigendom toebehoort het houderschap niet in de weg
staan. In de verwijzingsuitspraak oordeelt Hof Arnhem (Hof Arnhem 18 november 1999, nr. 98/04510,
Belastingblad 2000, blz. 259) dat de eigenaar van de hondenschool de hond diende op te leiden en
daardoor (enig) gezag over de hond had. Voorts verbleef de hond het grootste deel van het jaar bij de
hondenschool. De eigenaar was terecht als houder van de hond aangemerkt. Of een hond duurzaam wordt
gehouden zal uit de feiten en de omstandigheden moeten blijken. Mede in dit verband is in het tweede lid
een mogelijkheid tot het bieden van tegenbewijs opgenomen. De belanghebbende die op overtuigende wijze
aantoont dat hij niet degene is die de hond duurzaam onder zich heeft, kan niet als houder van een hond
worden aangemerkt.
Derde lid
Het komt regelmatig voor dat honden worden gehouden door leden van een huishouden waarbij niet steeds
bij voorbaat duidelijk is wie als houder van de hond moet worden aangemerkt. Met name in dat soort
situaties voorziet het derde lid van artikel 2, welk artikel is gebaseerd op artikel 226, derde lid, van de
Gemeentewet. Doel hiervan is te voorkomen dat een progressieve tariefstelling wordt ontlopen, door te
stellen dat een ander lid van het huishouden houder van de hond is.
Artikel 3 Vrijstellingen
Uit een oogmerk van billijkheid en/of praktische uitvoerbaarheid van de hondenbelasting is in de verordening
een aantal objectieve vrijstellingen opgenomen. In de onderdelen a en b zijn vrijstellingen opgenomen voor
blindengeleidehonden en geleidehonden voor gehandicapten. In de onderdelen c en d zijn vrijstellingen
opgenomen voor honden in een asiel of voor honden die bedrijfsmatig voor verkoop worden aangehouden.
Zowel voor het bedrijfsmatig uitoefenen van een asiel als het bedrijfsmatig verhandelen van honden stelt het
Honden- en kattenbesluit 1999 nadere regels. Deze regels komen erop neer dat deze bedrijfsmatige
activiteiten alleen kunnen worden verricht indien rekening wordt gehouden met de nadere regels voor het
houden en verzorgen van dieren. In dat kader wordt door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij een centraal register aangehouden waarin de aanmeldingen van dergelijke bedrijven worden
vermeld. Tevens verstrekt de minister aan deze bedrijven een aanmeldingsbewijs waarin onder andere de
N.A.W.-gegevens van de aanmelder, het tijdstip van aanmelding van de bedrijfsinrichting, het asiel of
pension, en het registratienummer van de inrichting zijn vermeld. Een beroep op de vrijstellingen kan
derhalve worden getoetst aan de inschrijving in het centraal register.
In onderdeel e is een vrijstelling opgenomen voor jonge honden die tezamen met de moederhond worden
gehouden.
-4-