Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 28899]
Dienst/afdeling: BEL
De wetgever geeft de voorkeur aan een huurcontract boven een belastingverordening. De
belastingverordening is daarom als 'achtervang' geformuleerd. Het staangeld kan allen worden geheven
zolang er geen huurcontract geldt met de gebruiker van een standplaats.
Artikel 5 Belastingtarieven
Naast de eis dat de eis dat de opbrengst van het staangeld niet mag uitgaan boven de kosten, is een
gemeente bij het vaststellen van de hoogte van de huur en de tarieven van het staangeld gebonden aan de
huurprijzen van standplaatsen, overeengekomen ingevolge de Huurprijzenwet woonruimte. Het besluit
huurprijzen woonruimte bevat naast een waarderingsstelsel voor woningen ook een stelsel voor
woonwagens en standplaatsen. Door middel van een puntentelling wordt de kwaliteit van een standplaats
uitgedrukt. Daarbij worden ook eventuele veroudering en slijtage van de standplaats betrokken. Met het
waarderingsstelsel wordt de maximale redelijke huurprijs betaald. Samen met de huursombenadering speelt
het waarderingsstelsel een belangrijke rol bij het bepalen van de (redelijkheid van de) jaarlijkse
huurverhoging.
Artikel 6 Belastingtijdvak
De huurprijs van onder meer standplaatsen wordt elk jaar op 1 juli verhoogd. In deze Verordening is
gekozen voor een belastingtijdvak van een maand. Bij de wijziging van het tarief kan door aanpassing van
de tarieventabel een gelijke tred worden gehouden met de (eventuele) huurverhogingen voor gebruikers die
een huurovereenkomst hebben getekend.
Artikel 7 Wijze van heffing
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van
aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In deze Verordening hebben wij gekozen
voor de heffing op andere wijze namelijk, door middel van een gedagtekende schriftelijk kennisgeving.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
In het eerste lid is geregeld dat de belastingschuld bij het begin van het belastingtijdvak ontstaat. Doordat de
daarmede de materiële belastingschuld reeds bij het begin van het belastingtijdvak aanvangt, kan in de loop
van het belastingtijdvak de belastingschuld worden geformaliseerd.
In het tweede en het derde lid is een regeling opgenomen voor de gevallen waarin de belastingplicht in de
loop van het tijdvak ontstaat. Het vierde lid bevat een regeling voor de gevallen waarin de belastingplicht in
de loop van het belastingtijdvak eindigt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
Houders van standplaatsen die een huurovereenkomst met de gemeenten hebben gesloten, moeten vóór
het begin van de maand huurvergoeding betalen. Het ligt voor de hand hierbij voor het staangeld zoveel
mogelijk aan te sluiten.
Artikel 10 Kwijtschelding
Op grond van artikel 255 van de Gemeentewet volgen gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van de
rijksoverheid zoals dat is geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Ingevolge het derde lid
van genoemd artikel kan de raad bepalen dat in het geheel geen dan wel een gedeeltelijke kwijtschelding
wordt verleend. Gelet op het retributieve karakter wordt ter zake van de staangelden geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
In artikel 156, eerste en tweede lid, onder f, van de Gemeentewet is bepaald, dat de raad aan het college
van burgemeester en wethouders bevoegdheden van de raad kan overdragen. Van deze mogelijkheid is in
deze verordening gebruik gemaakt voor tariefwijzigingen. Daarvoor is een aantal redenen aan te voeren.
In de eerste plaats kan het college van burgemeester en wethouders in beginsel sneller dan de raad
inspelen op het jaarlijks door het rijk vastgestelde huurbeleid. Het rijk kondigt dit beleid, waaraan
verhuurders moeten voldoen, jaarlijks in het voorjaar aan. Om de tarieven van het staangeld per 1 juli te
-6-