Gemeente Breda Raadsbesluit Registratienr: 29195] Dienst/afdeling: BEL Memorie van toelichting Verordening onroerende-zaakbelastingen Breda 2007. A. Algemeen. 1. Wettelijke basis. De modelverordening onroerende-zaakbelastingen is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet (Stb. 1994, 762). Voor de waardebepaling gelden tevens de bepalingen van de Wet waardering onroerende zaken (Stb. 1994,874; hierna: Wet WOZ). In de modelverordening is gekozen voor een duidelijke scheiding tussen verantwoordelijkheden op waarderingsgebied (geregeld in de Wet WOZ) en op heffingsgebied. Overeenkomstig de Gemeentewet is daarom gekozen voor verwijzing naar de bepalingen in de Wet WOZ en is de tekst van de desbetreffende bepalingen niet overgenomen in de modelverordening. Ten behoeve van de praktijk wordt in de toelichting bij het betreffende artikel een korte toelichting op de werking van de Wet WOZ gegeven. De modelverordening en toelichting zijn gebaseerd op de wetteksten op 1 januari 2007. 2. Financiële Verhoudingswet. Met ingang van 1997 is er een samenhang tussen de hoogte van de algemene uitkering van een gemeente en haar belastingcapaciteit voor de onroerende-zaakbelastingen. In het verdeelmodel voor het gemeentefonds worden enerzijds bestaande kostenverschillen tussen gemeenten gladgestreken, voor zover deze niet zijn toe te schrijven aan expliciete eigen beleidskeuzes. Anderzijds wordt, uitgaande van een voor alle gemeenten gelijk rekentarief per waarde-eenheid van 2.500,-, rekening gehouden met bestaande verschillen in het vermogen eigen middelen te verwerven. De verevening met de waarde alS wordt gesteld op 80% van de waarde van woningen en 70% van de waarde van niet-woningen. Door deze systematiek leiden verschillen in waarde van de onroerende zaken tot verschillen in belastingcapaciteit. Het gemeentefonds is dan ook te zien als egalisatiefonds voor verschillen in belastingcapaciteit. De werkelijke hoogte van de tarieven heeft geen invloed op de uitkering uit het gemeentefonds. Doordat de belastingcapaciteit wordt bepaald door de waarde van de onroerende zaken binnen de gemeente, is dit alleen mogelijk wanneer alle gemeenten op hetzelfde moment en op dezelfde wijze hun waarde vaststellen. Voor het jaar 2007 wordt gewerkt met de taxaties naar waardepeildatum 1 januari 2005. Voor het jaar 2008 wordt gewerkt met taxaties naar waardepeildatum 1 januari 2007. 3. Wet Waardering onroerende zaken. Op 1 januari 1995 is de Wet WOZ in werking getreden. Deze wet regelt de bepaling en vaststelling van de waarde van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door rijk, gemeenten en waterschappen, waaronder ook de onroerendezaakbelastingen. De waardebepaling geschiedt onder verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de onroerende zaak is gelegen. De waarde wordt met een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking aan de eigenaar en aan de gebruiker (belanghebbenden) bekendgemaakt. Vanaf 2007 wordt de waarde jaarlijks vastgesteld. Met ingang van 2008 ligt de waardepeildatum één jaar voor aanvang van het kalenderjaar waarvoor de waarde geldt. 4. Afschaffing OZB-gebruikersbelasting voor woningen. Met ingang van 1 januari 2006 is de OZS-gebruikersbelasting voor woningen afgeschaft en zijn de tarieven en tariefstijgingen aan een maximum gebonden (Wet van 22 december 2005, Stb. 725). B. Artikelsgewijze toelichting. Aanhef. In de aanhef wordt verwezen naar artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet. Omdat in de Gemeentewet in voorkomende gevallen al wordt verwezen naar de Wet WOZ, is het niet nodig om ook in de aanhef te verwijzen naar de Wet WOZ. Artikel 1. Belastingplicht. In overeenstemming met artikel 220 van de Gemeentewet zijn de binnen de gemeente gelegen onroerende zaken aangewezen als belastingobject. Ter zake van iedere onroerende zaak kan een directe belasting voor het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht worden geheven. De belasting wegens genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangeduid als eigenarenbelasting. De belasting wegens het gebruik van een onroerende zaak wordt aangeduid als gebruikersbelasting en wordt slechts geheven ter zake van onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. -8-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2006 | | pagina 159