Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 29195]
Dienst/afdeling: BEL
In het kader van de Wet WOZ kan de waardering (niet de gegevensverzameling) van een onroerende
zaak alleen achterwege blijven indien op grond van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet
WOZ de gehele waarde buiten aanmerking kan worden gelaten. In beginsel zijn de vrijstellingen die in de
Uitvoeringsregeling staan in de op de beschikking vastgestelde WOZ-waarde meegenomen. De waarde
van de volgende objecten (of objectonderdelen) wordt bij het vaststellen van de WOZ-beschikking
vrijgesteld:
bedrijfsmatige geëxploiteerde cultuurgrond;
Natuurschoonwetlandgoederen;
natuurterreinen beheerd door rechtspersonen die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het
behoud van natuurterreinen ten doel stellen;
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail;
werktuigen die zonder schade van betekenis kunnen worden afgescheiden van de onroerende
zaak en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
waterverdedigingswerken en waterbeheersingswerken in beheer bij organen en dergelijke van
publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van woningen;
kerken en andere onroerende zaken die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare eredienst of
voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, met
uitzondering van woningen;
rioolzuiverings- en afvalwaterwerken in beheer bij organen en dergelijke van publiekrechtelijke
rechtspersonen, met uitzondering van woningen.
Alle overige objecten moeten worden gewaardeerd ook al zijn zij voor de onroerende-zaakbelastingen
(wettelijk of facultatief) vrijgesteld. Alle overige objecten moeten worden gewaardeerd ook al zijn zij voor
de onroerende-zaakbelastingen (wettelijk of facultatief) vrijgesteld. De enige wettelijke vrijstelling is sinds
1 januari 2005 de kassenvrijstelling.
Vanaf 1 januari 2007 is ook de vrijstelling voor woondelen bij nietwoningen verplicht.
De uitwerking hiervan is te vinden in het derde lid. De (gedeelten van) objecten zijn vrijgesteld voor de
onroerende zaakbelastingen, maar worden niet als uitgezonderd object voor de waardering beschouwd
(zie artikel 220d, eerste lid, onderdeel b in vergelijking tot artikel 2 van de Uitvoeringsregeling
uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken). Indien de WOZ-waarde onherroepelijk
vaststaat is het niet meer mogelijk om de waardebepalende elementen, waaronder de al dan niet
toegepaste vrijstellingen, die in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten staan, bij bezwaar of
beroep tegen de aanslag onroerende-zaakbelastingen ter discussie te stellen. Zie echter Hof Leeuwarden
20 december 2002, nr. 440/01, LJN: AF1496 waarin de werktuigenvrijstelling in beroep onderdeel
uitmaakt van de procedure ondanks dat de WOZ-beschikking vaststaat. De uitspraak lijkt in strijd met de
bedoeling van de wetgever.
Eerste lid, onderdeel a
Ingevolge artikel 220d, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet is vrijgesteld de ten behoeve van de
land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. Men spreekt hier wel van de
'cultuurgrondvrijstelling'. Of er sprake is van landbouw moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 1
eerste lid, onderdeel b, van de Pachtwet (Stb. 1958, 37). Zie artikel 220d, tweede lid, van de
Gemeentewet. In zijn uitspraak van 24 mei 2000 heeft Hof Amsterdam bepaald dat volkstuinverenigingen
niet in aanmerking komen voor de cultuurgrondvrijstelling (Hof Amsterdam 24 mei 2000, nr. 99/2643). In
het arrest Hoge Raad 9 mei 2003, nr 35987, AD6058 (Schiphol) heeft de Hoge Raad bepaald dat 'set-
aside'-gronden onder de cultuurvrijstelling vallen. De vrijstelling is ruimer dan de vrijstelling voor de Wet
WOZ, omdat ook de ondergrond van glasopstanden is vrijgesteld. De glasopstanden zelf zijn op grond
van onderdeel b vrijgesteld.
Eerste lid, onderdeel b
Op grond van artikel 220d, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet zijn glasopstanden vrijgesteld
waarvan de ondergrond bestaat uit vrijgestelde cultuurgrond. Het gaat hier om de 'kassenvrijstelling'. Zie
onder andere Hof 's-Gravenhage 9 september 1980, NR. 36/80, BNB 1982/25, Belastingblad 1982, blz.
69 (Naaldwijk), Hof's-Gravenhage 26 oktober 1983, nr. 49/83, Belastingblad 1985, blz. 125 (Goes) en
Hof's-Hertogenbosch 21 november 1996, nr. 94/3124, Belastingblad 1997, blz. 119 (Aalburg).
-18-