Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 29195]
Dienst/afdeling: BEL
Vanaf 2007 wordt de waarde van het woongedeelte buiten de heffingsmaatstaf voor de
gebruikersbelasting niet-woningen gelaten. Dit geldt ook voor gedeelten van de niet-woning die
dienstbaar zijn aan woondoeleinden. In de regeling vanaf 2007 wordt de vermindering dus al in het
aanslagbedrag van de gebruikersbelastingen niet-woningen verdisconteerd. Tegen een onjuiste
toepassing van de vermindering kan dan bezwaar worden gemaakt in het bezwaarschrift tegen de
aanslag. Voor toepassing en nadere uitwerking van dit lid wordt verwezen naar de Veelgestelde vragen
over OZB-gebruikersbelastingen en amendement-De Pater op www.vng.nl en www.wozinformatie.nl.. Zie
ook onderdeel 4 van de VNG-ledenbrief Lbr. 06/01 - wetswijziging onroerende-zaakbelastingen (4 januari
2006).
Artikel 5 Belastingtarieven
Eerste lid
De nieuwe bepalingen over de tarieven zijn opgenomen in artikel 220f en artikel 220g van de
Gemeentewet. Omdat de gebruikersbelasting voor woningen is afgeschaft wordt alleen nog een
gebruikerstarief vastgesteld voor niet-woningen.
Andere waarde-eenheid
Sinds 2006 geldt dat de tarieven per volle 2.500 waarde worden vastgesteld.
Maximumtarieven
Artikel 220f van de Gemeentewet regelt de maximering van de OZB-tarieven. Deze maximering betreft
twee elementen:
maximumtarieven
een gelimiteerde tariefstijging.
Het systeem van maximering komt voort uit de behoefte van de regering om te sturen op de
lastenontwikkeling van burgers en bedrijven.
Dit zijn de maximumtarieven OZB die een gemeente mag hanteren in 2007 (artikel 220f, lid 1,
Gemeentewet):
voor de gebruikersbelasting op niet-woningen €6,68
voor de eigenarenbelasting op woningen 6,62
voor de eigenarenbelasting op niet-woningen 8,29
Deze maximumtarieven zijn gelijk aan de tarieven voor 2006. Ze zijn volgens de regering zodanig
bepaald dat geen enkele gemeente wordt geconfronteerd met een daling van de OZB-opbrengsten. Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen de maximumtarieven worden gewijzigd. Hiervoor geldt een
'voorhangprocedure' bij de Eerste en Tweede Kamer (artikel 220f, lid 5 en 7, Gemeentewet).
Daarnaast is er een ontheffingsregeling, waarop hierna nog afzonderlijk wordt ingegaan. Als een
gemeente in de belastingverordening abusievelijk een tarief heeft opgenomen dat hoger is dan het
betreffende maximumtarief, dan vervangt dit maximumtarief van rechtswege dit hogere tarief (artikel 220f,
lid 2, Gemeentewet).
Gelimiteerde tariefstijging
De jaarlijkse tariefstijging is eveneens aan een limiet gebonden. Bij deze regeling zijn de trendmatige
groei van het bruto binnenlands product (BBP), de inflatie, de areaalontwikkeling, de zogenaamde
drempeltarieven en de maximumtarieven van belang.
Als basis voor de trendmatige groeicijfers dienen de ramingen van het CPB aan het begin van elke
kabinetsperiode (meicirculaire Gemeentefonds 2005, pag. 21). Het inflatiepercentage houdt in de prijs
van de nationale bestedingen (pNB), zoals gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan (CEP) in het
jaar voorafgaand aan het jaar waarop het cijfer betrekking heeft.
Onder areaalontwikkeling wordt in dit verband verstaan de toe- of afname van het aantal onroerende
zaken. De maximale tariefstijging voor het belastingjaar 2007 is gesteld op 2,75%.
De drempeltarieven voor 2007 zijn gepubliceerd in de meicirculaire 2006 van het Ministerie van BZK
(artikel 220f, lid 6, Gemeentewet):
voor de gebruikersbelasting op niet-woningen 2,42
voor de eigenarenbelasting op woningen 2,34
voor de eigenarenbelasting op niet-woningen 3,00
-21-