Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 29195]
Dienst/afdeling: BEL
Afhankelijk van de situatie in de gemeente, kunnen zich vier situaties voordoen;
1. Gemeenten met (een of meer) tarieven onder de drempeltarieven: de maximaal toegestane
tariefstijging is een verhoging tot op het betreffende drempeltarief of, als dit meer is, een verhoging met
de trendmatige BBP-groei na correctie voor inflatie en areaalontwikkeling.
2. Gemeenten met (een of meer) tarieven boven de drempeltarieven, maar onder de maximumtarieven;
de maximaal toegestane tariefstijging komt overeen met de trendmatige BBP-groei, na correctie voor
inflatie en areaalontwikkeling.
3. Gemeenten met (een of meer) tarieven op de drempeltarieven: de bedoeling van de regering is dat de
maximaal toegestane tariefstijging overeenkomt met de trendmatige BBP-groei, na correctie voor inflatie
en areaalontwikkeling (Kamerstukken 11 2005-2006, 30096, nr. 23). Naar de letter van de wet is er geen
uitzonderingsregel voor deze gemeenten opgenomen, zodat voor deze gemeenten de hoofdregel zou
gelden: er gelden maximumtarieven. Wij raden echter aan de bedoeling van de regering te volgen.
4. Gemeenten met (een of meer) tarieven op de maximumtarieven: deze gemeenten kunnen hun tarieven
niet verhogen, anders dan met verkregen ontheffing van gedeputeerde staten.
In de gemeente Breda valt het tarief voor eigenaren van woningen onder situatie 1 en de tarieven voor
niet-woningen onder situatie 2. De stijging van 2,65% valt, ook na rekenkundige afronding, binnen de
door de wetgever gestelde 2,75%.
Vervallen van. de relatieve limieten
De relatieve limiet tussen de tarieven eigenaren- en gebruikersbelasting van 1,25:1 en tussen woningen
en niet-woningen (afhankelijk van het tijdvakpercentage) gelden vanaf 1 januari 2006 niet meer.
Gevolgen herwaardering
Gemeenten mogen geen meeropbrengst halen uit de waardestijging van onroerende zaken als gevolg
van een herwaardering. Deze waardestijging moet zich vertalen in een lager tarief. Daarbij mag wel
worden gecorrigeerd voor areaalontwikkeling en de tariefstijging die op grond van de Gemeentewet
mogelijk is (artikel 220f, lid 4, Gemeentewet). Dit betekent dat er bij een herwaardering onderscheid moet
worden gemaakt tussen waardestijging als gevolg van areaalontwikkeling en waardestijging als gevolg
van prijsstijging.
Hierbij wordt een cruciaal element in de financiële verhouding over het hoofd gezien: de stijging van de
waarde leidt tot een stijging van de belastingcapaciteit. Indien deze stijging hoger is dan de landelijk
gemiddelde stijging, leidt dit tot een daling van de algemene uitkering. Een gemeente met een hoger dan
gemiddelde stijging, houdt dus weliswaar dezelfde belastingopbrengst maar ontvangt minder geld uit het
Gemeentefonds en gaat er per saldo financieel op achteruit.
De regering heeft - hoewel daarop gewezen - dit effect steeds genegeerd, terwijl ze er juist een beroep op
doet in de spiegel beeldige situatie, dat is bij een (meer dan gemiddelde) waardedaling. Met andere
woorden: de lagere belastingopbrengst wordt dan goedgemaakt door een hogere uitkering uit het
Gemeentefonds.
De wettekst biedt niet de mogelijkheid de belastingopbrengst gelijk te houden door bij lagere waarden
hogere tarieven te genereren, hoewel de memorie van toelichting wel aangeeft dat dit mogelijk is
(Kamerstukken 11 2004-2005,30096, nr. 3, pag. 14). Daarmee is de wettelijke regeling dus inconsequent.
Volgens ons leidt dit ertoe dat individuele gemeenten er financieel op achteruitgaan. Wellicht kan dit
reden zijn om gebruik te maken van de ontheffingsregeling van artikel 220g Gemeentewet.
Ontheffingsregeling
In artikel 220g van de Gemeentewet is een regeling opgenomen op grond waarvan gemeenten ontheffing
kunnen krijgen:
van de maximumtarieven;
van het maximum van de tariefstijging.
Voorwaarde is dat de begroting in meerjarenperspectief niet in evenwicht is.
De regeling ziet er zo uit:
1De raad stelt hogere tarieven vast dan wettelijk is toegestaan, omdat de begroting in
meerjarenperspectief niet in evenwicht is. Dat gebeurt dus met het vaststellen van de verordening OZB
voor het volgend jaar.
-22-