Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 29195]
Dienst/afdeling: BEL
2. Het college zendt het raadsbesluit tezamen met de begroting vóór 15 november aan gedeputeerde
staten.
3. Gedeputeerde staten beslissen in beginsel vóór 16 december op het verzoek om ontheffing. Als zij niet
tijdig beslissen, wordt het verzoek geacht te zijn geweigerd.
4. De ontheffing geldt voor het eerstvolgende kalenderjaar.
5. Voor het jaar daarna gelden de tarieven zoals die zonder ontheffing maximaal zouden zijn toegestaan.
Wel kunnen deze binnen de grenzen van de wet opnieuw worden verhoogd of kan een nieuw verzoek om
ontheffing worden gedaan.
Gelet op het tijdstip waarop het besluit van gedeputeerde staten bekend wordt, verdient het aanbeveling
in de verordening (stap 1) ook tarieven op te nemen voor het geval de ontheffing wordt geweigerd.
Artikel 12-gemeenten
Voor een zogenaamde artikel 12-gemeente geldt het bepaalde onder 2 tot en met 5 niet als bij het besluit
tot verstrekking van een aanvullende uitkering al hogere maximumtarieven worden toegestaan (artikel
220g, lid 7).
Ontheffing voor 2007
Voor het begrotingsjaar 2007 wil de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere
afspraken met de provincies maken. Naar verwachting komt er in de loop van 2006 een nieuwe kadernota
waarin de richtlijnen exacter zijn vervat. In de meicirculaire 2006 wordt het volgende opgemerkt over het
beleid van ontheffingen zoals dat volgens het ministerie van BZK door provincies toegepast moet worden
(meicirculaire ondereel 4.3):
"Wij overwegen de invoering van een 'escalatieladder'. De toezichthouder koppelt volgens deze
systematiek aan het verlenen van een ontheffing een bepaalde afspraak. Het eerste jaar dat een
gemeente ontheffing krijgt, is zij verplicht om een begrotingsscan die aan bepaalde kwaliteitseisen
voldoet, uit te voeren. Het tweede jaar dat een gemeente niet ontkomt aan een ontheffingsaanvraag, zal
de toezichthouder preventief toezicht instellen. Dan gaat de toezichthouder bezien wat de gemeente met
de begrotingsscan heeft gedaan. Mocht een gemeente een derde jaar een ontheffingsaanvraag moeten
doen, zal de toezichthouder daar alleen mee instemmen als de gemeente gelijkertijd een aanvraag voor
een uitkering op grond van artikel 12 van de Financiële verhoudingswet indient.
Deze systematiek van de escalatieladder moeten wij nog in het bestuurlijk overleg met de provinciale
toezichthouders bespreken. Wij zullen hen voorstellen de systematiek vast te leggen in het beleidskader
toezicht. Het resultaat van de bespreking zullen wij melden in de septembercirculaire.
Tariefdifferentiatie woningen/niet-woningen en overschrijding maximaal toegestane tarieven
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het hanteren van tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-
woningen niet leidt tot een verboden discriminatie, aangezien woningen en niet woningen voor de
toepassing van de OZB niet op één lijn behoeven te worden gesteld (Hoge Raad 28 februari 2001, nr.
35940, LJN: AB0280, Belastingblad 2001, blz. 554 (Doetinchem).
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft in zijn uitspraak van 25 oktober 2001nr. 73943/01
(Belastingblad 2002, blz. 622) in gelijke
zin geoordeeld door te beslissen dat de tariefdifferentiatie niet in strijd is met het Europese Verdrag voor
de rechten van de mens. Ook de tarieven voor de gebruikersbelasting en de eigenarenbelasting kunnen
van elkaar verschillen In zijn arrest van 1 maart 2002, nr. 37201, LJN: AD7797, Belastingblad 2002, blz.
406 (Harderwijk) heeft de Hoge Raad beslist dat overschrijding van de maximaal toegestane
tariefdifferentiatie leidt tot gedeeltelijke onverbindendheid van de verordening, in die zin dat het hoogste
tarief dan onverbindend is. Het tarief is echter slechts onverbindend voor zover dit het in de Gemeentewet
gestelde maximum overschrijdt. Dit heeft tot gevolg dat de opgelegde aanslagen worden verminderd met
een bedrag dat overeenkomt met de overschrijding. Deze jurisprudentie behoudt zijn gelding voor de
nieuwe regeling.
Tweede lid
Uit efficiencyoverwegingen kan een gemeente besluiten geen belasting te heffen van onroerende zaken
waarvan de heffingsmaatstaf blijft beneden een bepaald bedrag. Dit bedrag mag maximaal 12.000 zijn.
De mogelijkheid hiertoe berust op artikel 220h, eerste lid, van de Gemeentewet.