Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 29050] Dienst/afdeling: SSC/JZ Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer: 1f Aantal bijlagen: - Bezwaarschrift van mr. A.M. van Doorn en A.H. van Nes tegen het besluit van de gemeenteraad van 1 juni 2006 tot toekenning van een planschadevergoeding. Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Breda het besluit genomen tot het toekennen van een planschadevergoeding aan mevrouw mr. A.M. van Doorn en mevrouw A.H. van Nes, Kolenbranderstraat 20 te Breda. Het besluit is op 12 juni 2006 aan verzoeksters toegezonden Bij brief van 20 juli 2006 hebben mevrouw mr. A.M. van Doorn en mevrouw A.H. van Nes hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften de bezwaren ongegrond verklaren en het bestreden besluit in stand laten. Reclamanten hebben - in essentie weergegeven - de volgende bezwaren naar voren gebracht. Het advies van Adviesbureau Van Montfoort is gebaseerd op onjuiste gronden. Er is sprake van een meer dan marginale verslechtering voor de ligging van het pand van reclamanten en hun woongenot, zodat een hogere planschade moet worden vastgesteld. Het Adviesbureau stelt ten onrechte dat de bouwmogelijkheden voor agrarische bebouwing ruim aanwezig waren. Gelet op de voorwaarden die aan de vergunning voor bedrijfswoningen zouden worden gesteld en de toegestane afmeting van bebouwing, achten reclamanten dat niet waarschijnlijk. Reclamanten stellen dat onder het nieuwe planologische regime op kavel 16 sowieso achter hun woning een woning zal oprijzen. Per 1 september 2005 is artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder:WRO) gewijzigd. Een van de wijzigingen betreft de bevoegdheid te beslissen op een verzoek om planschade welke is overgegaan van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en wethouders. Artikel 49 WRO, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde wet, blijft van toepassing op aanvragen om vergoedingen van schade die voor dat tijdstip zijn ingediend. Het verzoek om planschade is ingediend voor de inwerkingtreding van de gewijzigde wet. Artikel 49 WRO, zoals dat luidde voor het tijdstip van de inwerkingtreding van de gewijzigde wet, blijft in het onderhavige geval van toepassing. Ingevolge artikel 49 WRO, voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 WRO dient te worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologisch regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dienen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregelen te worden vergeleken met het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen op grond van dat planologische regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Bij brief van 8 maart 2005, ingekomen 10 maart 2005, is door mevrouw mr. A.M. van Doorn en mevrouw A.H. van Nes aan de gemeenteraad verzocht om toekenning van planschadevergoeding ex artikel 49 WRO. Verzocht wordt om een schadevergoeding toe te kennen wegens waardevermindering van hun eigendom als gevolg van wijziging van het bestemmingsplan. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2006 | | pagina 21