Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 29050] Dienst/afdeling: SSC/JZ Op grond van de "Procedureverordening bestuursschadevergoeding 1998" is een schadebeoordelingscommissie ingesteld ter advisering omtrent de op het verzoek te nemen beslissing. Het Adviesbureau Van Montfoort te Amersfoort (hierna het Adviesbureau) is verzocht om advies uit te brengen. Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad besloten om aan reclamanten een planschadevergoeding van 6.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat het verzoek is ingekomen, zijnde 7 april 2005, tot de dag van uitbetaling, toe te kennen. Conform het advies van het Adviesbureau zijn ook aan andere verzoekers om planschadevergoeding, wonende aan de Kolenbranderstraat 18, 22, 24, 26 en 28, planschadevergoedingen zijn toegekend. Reclamanten zijn sinds 1975 eigenaar van het halfvrijstaande woonhuis met aangebouwde dubbele garage, erf en tuin aan de Kolenbranderstraat 20 te Breda, kadastraal bekend als Princenhage, sectie N, nummer 1992. Ten tijde van de verwerving van voornoemde woning en aanhorigheden gold het bestemmingsplan "Princenhage West I 1973" dat door de raad van de gemeente Breda was vastgesteld op 17 januari 1974 en dat na gedeeltelijke goedkeuring door gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij besluit van 26 februari 1975 rechtskracht heeft verkregen. In verband met de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring van het plandeel nabij de rijksweg A16 heeft de gemeenteraad op 22 april 1976 de partiele herziening 1975/1 van het bestemmingsplan "Princenhage West I 1973 (200 m zone)" vastgesteld, welk herzieningsplan rechtskracht verkreeg na de goedkeuring door gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij besluit van 22 december 1976. Op 17 oktober 1974 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Landelijk gebied 1973" vastgesteld. Het plan is bij besluit van 23 december 1975 door gedeputeerde staten van Noord-Brabant gedeeltelijk (grotendeels) goedgekeurd, waarna bij Koninklijk Besluit van 10 maart 1981 alsnog aan meerdere onderdelen goedkeuring werd onthouden. Voorts is in 1996 aan de hand van de Ontwikkelingsschets Princenhage het bestemmingsplan Princenhage voorbereid. Op 28 juni 2001 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Princenhage" vastgesteld. Bij besluit van 29 oktober 2001 hebben gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan het plan goedkeuring onthouden in verband met een procedurefout. Op 31 januari 2002 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Princenhage 2002" opnieuw vastgesteld en is het plan bij besluit van 10 september 2002 door gedeputeerde staten van Noord- Brabant gedeeltelijk (grotendeels) goedgekeurd. Het goedkeuringsbesluit is in werking getreden na de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 maart 2003. Echter, bij uitspraak van 17 december 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het goedkeuringsbesluit gedeeltelijk vernietigd, voor zover het het plandeel betreft gelegen binnen een straal van 500 meter vanaf de aanduiding "molen (m)" en zelf goedkeuring onthouden aan dit plandeel. Op 15 juli 2004 heeft de gemeenteraad het bestemmingplan "Princenhage herziening ex artikel 30 WRO (3 locaties)" vastgesteld. Het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 1 februari 2005 tot goedkeuring van het herzieningsplan is op 7 april 2005 onherroepelijk geworden. Voor de voornoemde feiten inzake de planologische regimes wordt verwezen naar het advies van het Adviesbureau dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Reclamanten hebben niet gesteld - en het is de commissie niet gebleken - dat de voornoemde feiten onjuist, of onvolledig zijn. Voor de beoordeling van het verzoek om planschadevergoeding is door het Adviesbureau een planologische vergelijking gemaakt tussen de voornoemde bestemmingsplannen. De conclusie die uit deze vergelijking is getrokken is dat reclamanten als gevolg van de wijziging van het planologische regime schade hebben geleden in de vorm van een geringe waardevermindering van hun woonhuis met aanhorigheden. In essentie weergegeven heeft het Adviesbureau geoordeeld dat reclamanten zowel positieve, als negatieve invloeden ondervinden van de planologische wijziging(-en). Met betrekking tot het uitzicht van reclamanten stelt de commissie vast dat reclamanten uitgaan van de feitelijke situatie en niet van de maximale benutting volgens de mogelijkheden van het betreffende bestemmingsplan. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2006 | | pagina 22