Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 29053]
Dienst/afdeling: SSC/JZ
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/T oelichting
Agendapuntnummer: 1g
Aantal bijlagen:
Bezwaarschrift van de heer ing. J.A.M. Sijssens en mevrouw G.J.A.M. Sijssens-de Regt tegen het besluit
van de gemeenteraad van 1 juni 2006 tot toekenning van een planschadevergoeding.
Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Breda het besluit genomen tot het toekennen van
planschadevergoeding aan de heer ing. J.A.M. Sijssens, Kolenbranderstraat 18 te Breda. Het besluit is
op 12 juni 2006 aan verzoeker toegezonden.
Bij brief van 11 juli 2006, ingekomen op 13 juli 2006, hebben de heer ing. J.A.M. Sijssens en mevrouw
G.J.A.M. Sijssens-de Regt hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften de bezwaren ongegrond verklaren en het
bestreden besluit in stand laten.
Reclamanten hebben - in essentie weergegeven - de volgende bezwaren naar voren gebracht.
Het advies van Adviesbureau Van Montfoort biedt geen reële onderbouwing voor de hoogte van de
toegekende planschade. Het Adviesbureaogeeft een verkeerde indruk van de situatie zoals deze
was en zoals deze zal worden. Reclamanten vinden dat het Adviesbureau zich niet heeft verdiept in
de bestaande, nu verleden, situatie.
Het is een subjectieve opvatting van het Adviesbureau dat woningbouw te prevaleren valt boven
tuinbouwkassen als achterbuur. De woningen achter de woning van reclamanten hebben invloed op
hun privacy, door inkijk en geluidsoverlast. Het uitzicht is niet verbeterd. De nokhoogte van de kassen
was nauwelijks zichtbaar, terwijl de woningen een hoogte van mogelijk 12 meter hebben.
De ontsluiting van het doodlopende gedeelte van de Kolenbranderstraat leidt tot een toename van
het verkeer en is van invloed op het genot van de zij- en achtertuin.
Per 1 september 2005 is artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder:WRO) gewijzigd. Een
van de wijzigingen betreft de bevoegdheid te beslissen op een verzoek om planschade welke is
overgegaan van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en wethouders. Artikel 49 WRO,
zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde wet, blijft van toepassing op
aanvragen om vergoedingen van schade die voor dat tijdstip zijn ingediend. Het verzoek om planschade
is ingediend voor de inwerkingtreding van de gewijzigde wet. Artikel 49 WRO, zoals dat luidde voor het
tijdstip van de inwerkingtreding van de gewijzigde wet, blijft in het onderhavige geval van toepassing.
Ingevolge artikel 49 WRO, voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een
belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, die
redelijkerwijs niet of geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid
te bepalen schadevergoeding toe.
Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 WRO dient te
worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologisch regime waardoor een belanghebbende
in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe
dienen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregelen te worden vergeleken met het
voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen op
grond van dat planologische regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of
verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Bij brief van 21 februari 2005, ingekomen 23 februari 2005, is door de heer ing. J.A.M. Sijssens aan de
gemeenteraad verzocht om toekenning van planschadevergoeding ex artikel 49 WRO.
>w
-1-