Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 29053]
Dienst/afdeling: SSC/JZ
Verzocht wordt om een schadevergoeding toe te kennen wegens waardevermindering van zijn eigendom
als gevolg van wijziging van het bestemmingsplan. Gelet op de mededeling van zijn echtgenote,
mevrouw G.J.A.M. Sijssens-de Regt bij de bespreking op haar huisadres op 25 mei 2005, dat zij zich
aansluit bij het verzoek om planschadevergoeding, alsmede de gezamenlijke reactie op het
conceptadvies, is er feitelijk sprake van een gezamenlijk verzoek om planschadevergoeding. De
commissie heeft geconstateerd dat het bestreden besluit aan de heer ing. J.A.M. Sijssens is gericht,
doch, gelet op het vorenstaande, is de commissie van oordeel, dat hiermede ook mevrouw G.J.A.M.
Sijssens-de Regt wordt bedoeld.
Op grond van de "Procedureverordening bestuursschadevergoeding 1998" is een
schadebeoordelingscommissie ingesteld ter advisering omtrent de op het verzoek te nemen beslissing.
Het Adviesbureau Van Montfoort te Amersfoort (hierna het Adviesbureau) is verzocht om advies uit te
brengen. Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad besloten om aan reclamanten een
planschadevergoeding van 8.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat het
verzoek is ingekomen, zijnde 7 april 2005, tot de dag van uitbetaling, toe te kennen. Conform het advies
van het Adviesbureau zijn ook aan andere verzoekers om planschadevergoeding, wonende aan de
Kolenbranderstraat 20, 22, 24, 26 en 28, planschadevergoedingen toegekend.
Reclamanten (althans de heer ing. J.A.M. Sijssens) zijn sinds 1975 eigenaar van het halfvrijstaande
woonhuis met aangebouwde dubbele garage, erf en tuin aan de Kolenbranderstraat 18 te Breda,
kadastraal bekend als Princenhage, sectie N, nummer 1991. Reclamanten zijn sinds 13 juni 2002
eigenaar van een aangrenzend stukje grond van 17 m2, doch dit gedeelte kan verder, gelet op de datum
van verwerving, buiten beschouwing blijven.
Ten tijde van de verwerving van voornoemde woning en aanhorigheden gold het bestemmingsplan
"Princenhage West I 1973" dat door de raad van de gemeente Breda was vastgesteld op 17 januari 1974
en dat na gedeeltelijke goedkeuring door gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij besluit van 26
februari 1975 rechtskracht heeft verkregen. In verband met de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring
van het plandeel nabij de rijksweg A16 heeft de gemeenteraad op 22 april 1976 de partiele herziening
1975/1 van het bestemmingsplan "Princenhage West I 1973 (200 m zone)" vastgesteld, welk
herzieningsplan rechtskracht verkreeg na de goedkeuring door gedeputeerde staten van Noord-Brabant
bij besluit van 22 december 1976.
Op 17 oktober 1974 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Landelijk gebied 1973" vastgesteld.
Het plan is bij besluit van 23 december 1975 door gedeputeerde staten van Noord-Brabant gedeeltelijk
(grotendeels) goedgekeurd, waarna bij Koninklijk Besluit van 10 maart 1981 alsnog aan meerdere
onderdelen goedkeuring werd onthouden.
Voorts is in 1996 aan de hand van de Ontwikkelingsschets Princenhage het bestemmingsplan
Princenhage voorbereid. Op 28 juni 2001 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Princenhage"
vastgesteld. Bij besluit van 29 oktober 2001 hebben gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan het
plan goedkeuring onthouden in verband met een procedurefout.
Op 31 januari 2002 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Princenhage 2002" opnieuw
vastgesteld en is het plan bij besluit van 10 september 2002 door gedeputeerde staten van Noord-
Brabant gedeeltelijk (grotendeels) goedgekeurd. Het goedkeuringsbesluit is in werking getreden na de
uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 maart
2003. Echter, bij uitspraak van 17 december 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State het goedkeuringsbesluit gedeeltelijk vernietigd, voor zover het het plandeel betreft gelegen
binnen een straal van 500 meter vanaf de aanduiding "molen (m)" en zelf goedkeuring onthouden aan dit
plandeel.
Op 15 juli 2004 heeft de gemeenteraad het bestemmingplan "Princenhage herziening ex artikel 30 WRO
(3 locaties)" vastgesteld. Het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 1 februari 2005 tot
goedkeuring van het herzieningsplan is op 7 april 2005 onherroepelijk geworden.
Voor de voornoemde feiten inzake de planologische regimes wordt verwezen naar het advies van het
Adviesbureau dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Reclamanten hebben niet gesteld - en het
is de commissie niet gebleken - dat de voornoemde feiten onjuist, of onvolledig zijn.
-2-