Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 29813] Dienst/afdeling: SSC/JZ Agendapuntnummer: 11 Aantal bijlagen: Betreft: De bezwaarschriften van de heer mr. J.A.J.M. van Houtum namens de heer C.A.M. van Beek en dochters; de heer R.L.H. Drenth en mevrouw J.M. Drenth-Ansems, de heer ir. P.C. Bloemendaal;T&K Vastgoedadviseurs BV namens A.A.M. Akkermans Beheer BV en H.J.A.M. Akkermans Beheer en de heer en mevrouw Roeling-Gemmeke tegen het besluit van 1 juni 2006 tot het verlengen van het voorkeursrecht op percelen die begrepen zijn in het structuurplan Breda Noordoost-Teteringen op basis van artikel 2 lid 4 Wvg. Inleiding Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Breda het besluit genomen tot het verlengen van het voorkeursrecht op percelen die begrepen zijn in het structuurplan Breda Noordoost-Teteringen op basis van artikel 2 lid 4 Wvg. Bij brieven van 26 juni, resp. 26 juni, respl 5 juli; resp. 6 juli resp. 19 juli 2006 hebben vorengenoemde eigenaren van en/of beperkt gerechtigden op deze gronden hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Voorstel De bezwaren ongegrond verklaren en het bestreden besluit in stand laten overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften. Motivering/Toelichting In het kader van de ontwikkeling van de locatie Breda Noordoost-Tetringen heeft het college op 29 juni 2004 en op 28 september 2004 aan de gemeenteraad voorgesteld te besluiten een voorkeursrecht op basis van het structuurplan Breda Noordoost-Teteringen te vestigen. Op 15 juli 2004 resp. 21 oktober 2004 zijn door de raad de voorkeursrechten bestendigd voor de duur van twee jaar. De vestiging van het voorkeursrecht heeft tot doel om de gemeente een betere uitgangspositie op de vastgoedmarkt te verschaffen. Het voorkeursrecht kan dan een ondersteuning betekenen voor het te voeren verwervingsbeleid. Daarnaast kunnen ongewenste verkopen en buitensporige grondprijsstijgingen worden tegengegaan. Het inzetten van dit instrument past in het actieve grondbeleid waarvoor de raad zich in de nota Grondbeleid heeft uitgesproken en waardoor de gemeente optimale regie kan voeren bij de ontwikkeling van de bouwplannen. De Wvg voorziet erin dat als een eigenaar gronden wil verkopen waarop het voorkeursrecht van toepassing is, hij deze eerst aan de gemeente te koop dient aan te bieden. Aangezien in het structuurplan aan deze gronden een niet agrarische bestemming is toegedacht waarvan het beoogde gebruik bovendien afwijkt van het huidige gebruik, is de raad bevoegd tot vestiging en verlenging van het voorkeursrecht over te gaan. Omdat de gemeente nog niet de beschikking heeft over alle gronden in het gebied en dus de bescherming tegen verkoop aan derden behouden dient te blijven, is door de raad besloten het voorkeursrecht eenmalig te verlengen met één jaar, conform de mogelijkheden die de Wvg in artikel 2, vierde lid, gemeenten biedt. Ten aanzien van de bezwaren namens de heer Van Beek en zijn dochters wordt opgemerkt dat door de vestiging van het voorkeursrecht niet wordt belet dat reclamanten het perceel zelf kunnen ontwikkelen. De vestiging van het voorkeursrecht belet vervreemding van de gronden aan een andere partij dan de gemeente Breda. Reclamanten verwijzen naar gemaakte afspraken met de gemeente betreffende het vervallen van het voorkeursrecht op de grond van reclamant na het passeren van de akte van de verkoop van een deel van de grond aan de gemeente. Van de zijde van het gemeentebestuur is in een eerdere bezwaarprocedure aangegeven dat er inderdaad een contract bestaat met de heer Van Beek waarin alle afspraken zijn opgenomen. Deze privaatrechtelijke afspraken gelden nog steeds. Er zou geen strijd zijn met het vertrouwensbeginsel nu de gemeente heeft aangegeven dat de privaatrechtelijke afspraken in acht zullen worden genomen. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2007 | | pagina 104