Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 29926]
Dienst/afdeling: SSC/JZ
Het oordeel van Van Montfoort omtrent de juridische status van voornoemde bepalingen vindt naar het
oordeel van de commissie mede steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State van 6 juli 2005 inzake de gemeente Hendrik-ldo-Ambacht (zaaknummer: 200409419/1,
vindplaats www.rechtspraak.nh. in het bijzonder overweging 2.5.2: "Deze voorschriften zijn opgenomen in
de beschrijving in respectievelijk de beschrijving in hoofdlijnen en de hoofdlijnen van beleid en bevatten
geen rechtstreeks de burger bindende normen, maar beleid. Deze voorschriften kunnen dan ook niet als
rechtstreekse toetsingsnormen voorde beoordeling van bouwaanvragen functioneren".
Het vorenstaande betekent naar het oordeel van de commissie dat de bezwaren van reclamanten
ongegrond kunnen worden geacht, omdat zij ten onrechte stellen dat de planschadeadviezen van Van
Montfoort op basis van een onjuiste planologische vergelijking tot stand zijn gekomen. Het bezwaar van
reclamanten dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel is ongegrond, omdat de
bestreden besluiten op basis van deugdelijke adviezen tot stand zijn gekomen. Hierbij merkt de
commissie op dat aan de onderbouwing van het bezwaarschrift van reclamanten met de door Verhagen
uitgebrachte planschadeadviezen (met taxaties) geen betekenis toekomt. Verhagen is immers in
aansluiting op het voornoemde advies van de SAOZ van een onjuiste planologische vergelijking
uitgegaan.
- Conclusie
De commissie concludeert dat de bestreden besluiten niet in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en het
rechtszekerheidsbeginsel. Gelet op de onjuistheid van een essentieel onderdeel van het voornoemde
advies van de SAOZ is de gemeenteraad met recht op basis van de adviezen van Van Montfoort tot de
bestreden besluiten gekomen. De commissie is niet gebleken dat de planschadeadviezen van Van
Montfoort onjuist zijn, of op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen.
De commissie is van oordeel dat de bestreden besluiten op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen
en dat de gemeenteraad de planschadeadviezen van Van Montfoort heeft kunnen overnemen in de
bestreden besluiten.
- Proceskostenvergoeding
Ten aanzien van het verzoek van reclamanten om een proceskostenvergoeding heeft de commissie het
volgende overwogen:
Artikel 7:15, tweede lid, van de Awb (zoals gewijzigd bij wet van 24 januari 2002, Stb. 2002, 55 en in
werking getreden op 12 maart 2002) bepaalt dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de
behandeling van bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden
vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens
aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Volgens de commissie is niet voldaan aan het criterium "voor zover het bestreden besluit wordt
herroepen". Hiertoe overweegt zij als volgt. De commissie is van oordeel dat de bestreden besluiten op
rechtmatige gronden tot stand zijn gekomen en in stand kunnen worden gelaten. Hieruit volgt naar het
oordeel van de commissie dat het verzoek om een proceskostenvergoeding dient te worden afgewezen.
Gezien het bovenstaande adviseert de Adviescommissie bezwaarschriften de gemeenteraad:
- De bezwaren ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen, en
- de bestreden besluiten in stand te laten.
Consequenties
Juridisch:
Reclamanten kunnen tegen de beslissing op bezwaar binnen zes weken beroep instellen bij de rechtbank
Breda.
Communicatie
De beslissing op bezwaar, het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften en het verslag van de
hoorzitting worden toegezonden aan reclamanten en de betrokken dienst.
-4-