Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 29880]
Dienst/afdeling: SSC/JZ
Agendapuntnummer: 1f
Aantal bijlagen: -
Betreft:
Het bezwaarschrift van de heer ing. L.H. De Bruin teg en het besluit van 1 juni 2006 tot het nemen van een
voorbereidingsbesluit voor de locatie Sprundelsebaan 60.
Inleiding
Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Breda het besluit genomen om het nemen van een
voorbereidingsbesluit voor de locatie Sprundelsebaan 60.
Bij brief van 3 juli 2006 heeft de heer ing. L.H. de Bruin hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Voorstel
De bezwaren ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten overeenkomstig het
advies van de Adviescommissie bezwaarschriften.
Motivering/Toelichting
Op 1 juni 2006 heeft de raad besloten een voorbereidingsbesluit te nemen voor de locatie
Sprundelsebaan 60 te Breda.
In juli 2003 heeft Architectenbureau Havermans Waltjen B.V. bij de gemeente een verzoek ingediend om
een agrarisch bedrijf aan de Sprundelsebaan 60 te mogen verbouwen tot zorgboerderij. Tevens zal een
nieuw pand gebouwd worden ten behoeve van deze functie.
Om medewerking te kunnen verlenen aan dit verzoek dient om juridisch procedurele redenen een
voorbereidingsbesluit genomen te worden.
Het verzoek omvat de verbouw van het bestaande boerderijencomplex tot zorgboerderij voor
verstandelijke gehandicapten. Momenteel bestaat het complex uit een woning met aangebouwde schuur,
een karkooi, een Vlaamse schuur en een bakhuis. Dit boerderijencomplex is een rijksmonument met
uitzondering van de karkooi. Daarnaast zal aan de oostzijde nieuwbouw gepleegd worden welke
onderdak zal gaan bieden aan 24 bewoners.
Een voortzetting van de functie van de boerderij is niet mogelijk. De boer is enkele jaren geleden gestopt.
Het monumentale karakter van de boerderij maakt het moeilijk een geschikte functie te kiezen.
Het verzoek van de architect is een kans om de monumentale status te bewaren. De verbouwplannen
houden rekening met het karakter van de boerderij en zullen deze zo min mogelijk aantasten.
Gelet op het vorenstaande is het dan ook de bedoeling aan dit verzoek medewerking te verlenen via
toepassing van artikel 19, eerste lid van de WRO.
Vanwege het feit dat het vigerende bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar kan pas toepassing worden
gegeven aan deze procedure als een voorbereidingsbesluit is genomen.
Het voorbereidingsbesluit is genomen op basis van artikel 21 van de WRO. Hierin is in het eerste lid
bepaald dat de gemeenteraad kan verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Hierin moet dan
volgens het tweede lid worden bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke dag dit in
werking treedt. Op basis van dit voorbereidingsbesluit wordt de mogelijkheid geopend om via toepassing
van de zelfstandige projectprocedure ex artikel 19, eerste lid, WRO door middel van vrijstellingsverlening
medewerking te verlenen aan ontwikkelingen in het betreffende gebied.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie AbRvS 15
januari 2003) blijkt dat de gemeenteraad, gelet op artikel 21 WRO, een ruime mate van beleidsvrijheid
toekomt voor het nemen van een voorbereidingsbesluit. Voor een conclusie dat de gemeenteraad niet in
redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen komen, bestaat volgens de
uitspraak slechts aanleiding indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te
zijn dat de geplande activiteiten in planologisch opzicht onaanvaardbaar zijn.
De commissie is van oordeel dat hiervan in het onderhavige geval geen sprake is.
De commissie is -gelet op het voorgaande- van oordeel dat de gemeenteraad in redelijkheid tot zijn
voorbereidingsbesluit heeft kunnen komen.
-1-