2. UITSTALLINGEN 2.1 Algemeen Uitstallingen zijn vaak dominant aanwezig in het straatbeeld. Gezien het doel van de uitstallingen: de consument op het eigen bedrijf opmerkzaam maken, zal worden getracht de uitstallingen in de onmiddellijke omgeving te overtreffen om dit doel te bereiken. Zonder adequate regelgeving leidt dit onherroepelijk tot een cyclisch proces van toenemende uitstallingen. De veelheid van uitstallingen doet afbreuk aan de schoonheid en de eigen identiteit van de historische binnenstad. De problematiek van uitstallingen wordt overheerst door de overlast die al die objecten als obstakel op straat veroorzaken. De straten in de historische binnenstad zijn over het algemeen erg smal, zodat barrièrevorming door het plaatsen van uitstallingen zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Het uitgangspunt in de BRV is dan ook om uitstallingen slechts in beperkte omvang toe te laten. 2.2 Afbakening De BRV 2005 geldt als "lex specialis" naast de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004 (zie ook 1.3 Juridische regeling). De bepalingen met betrekking tot uitstallingen zijn uitsluitend van toepassing voor objecten die onder het uitstallingenbegrip vallen (zie hierna onder 2.3). Artikel 6 van de BRV 2005 geeft aan dat wanneer er een vergunning- of ontheffingplicht geldt op grond van artikel 10 van de BRV 2005 of een andere (gemeentelijke) regeling, de bepalingen uit hoofdstuk 2 van de BRV 2005 buiten toepassing blijven. Zo geldt bijvoorbeeld voor terrassen in het historisch stadshart een vergunningplicht op grond van artikel 10 e.v. van de BRV 2005, voor standplaatsen geldt een vergunningplicht ingevolge de gemeentelijke nota standplaatsenbeleid (e.e.a. op grond van de APV), voor werkterreinen geldt een vergunningplicht ingevolge de APV en voor bouwwerken geldt een vergunningplicht ingevolge de Woningwet. 2.3 Begripsomschrijvingen a) Uitstalling Hierbij wordt er vanuit gegaan dat elk losstaand, verplaatsbaar en niet permanent verankerd object op, aan of boven de weg bij een ter plaatse gevestigde onderneming als een uitstalling wordt aangemerkt. Het gaat dus zowel om objecten die op de weg worden geplaatst als om objecten die aan/boven de weg worden aangebracht, bijv. hangend aan de gevel. Uitstallingen hebben tot doel om de aandacht te vestigen op de ter plaatse gevestigde onderneming. Dit kan bijvoorbeeld door het uitstallen van handelswaar en het maken van handelsreclame voor de producten/diensten die in de onderneming worden verkocht of aangeboden, maar kan ook door het plaatsen van objecten, zoals bijvoorbeeld bloembakken en bankjes, ter verfraaiing van het pand of om zich hierdoor te onderscheiden van andere ondernemingen. Er is geen sprake van een uitstalling als: een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel wordt geplaatst om goederen te koop aan te bieden, te verkopen ofte verstrekken, danwel diensten aan te bieden; goederen worden uitgestald om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek. In dergelijke gevallen is sprake van een standplaats. Voor het innemen van een standplaats zijn afzonderlijke regels van toepassing. Vanaf een uitstalling is het niet toegestaan goederen of diensten te verkopen of aan te bieden. b) Handelswaar Het betreft hier consumentenartikelen die behoren tot het reguliere assortiment van de detailhandelbranche (conform BIK1) waartoe de onderneming behoort en die door consumenten feitelijk gekocht en gebruikt kunnen worden. Objecten die uitsluitend of hoofdzakelijk het effect hebben om de aandacht op de onderneming te vestigen en daarmee indirect reclame maken voor binnen de onderneming verkrijgbare artikelen zijn niet toegestaan. Reclameborden en andere objecten die niet feitelijk bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door de consument vallen niet onder de begripsbepaling handelswaar. Toelichting Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 2005-eerste wijziging pagina 4 van 8 1 Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2007 | | pagina 64