Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 29876] Dienst/afdeling: VSO/JP Agendapuntnummer: 5 Aantal bijlagen: - Betreft: Vaststellen bestemmingsplan "Lijsterhof", Ulvenhout. Inleiding De aanleiding voor het bestemmingsplan is de vernietiging door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van de bouwvergunning voor het perceel Lijsterhof 5 te Ulvenhout, waarbij met toepassing van artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) vrijstelling was verleend van het bestemmingsplan "Woongebied Uivenhout". In de uitspraak werd geconcludeerd dat een onjuiste procedure was gevolgd. Het ontwerp van het bestemmingsplan "Lijsterhof' heeft van 12 oktober tot en met 22 november 2006 ter inzage gelegen. Tijdens deze ter inzage termijn is namens de heer en mevrouw Van der Maas, wonende aan het Hertespoor 2 te Ulvenhout schriftelijke een zienswijze kenbaar gemaakt. Voorstel Te besluiten tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lijsterhof' overeenkomstig het bij dit besluit behorende conceptraadsbesluit. Motivering/Toelichting Voorgeschiedenis Op 25 juli 2003 is door de heer Halkes, Lijsterhof 5 te Ulvenhout een verzoek om bouwvergunning ingediend. Dit bouwplan is op 17 september 2003 aan de welstandscommissie voorgelegd en akkoord bevonden onder de voorwaarde dat men de gevelstenen en dakbedekking nog bemonsterd kreeg. Tegen de bouwvergunning zijn op 22 oktober 2003 zienswijze ingediend door de familie Van der Maas. Het bouwplan is vervolgens op 21 december 2003 nogmaals voorgelegd aan de afdeling Ruimtelijke Ordening. Het advies was positief: 'Ruimtelijk gezien is er geen bezwaar dat de kapconstructie van de woning veranderd wordt waardoor op de verdieping extra ruimten ontstaan, het plan is ruimtelijk inpasbaar. De bezwaren met betrekking tot privacy worden door ons niet gezien, temeer omdat er voldoende afstand is naar de perceelsgrenzen. In de directe omgeving staan ook woningen in twee bouwlagen met kap in diverse vormen'. Op 9 januari 2004 zijn de zienswijzen weerlegd en is de bouwvergunning verleend. Door de familie Van der Maas is bij de rechtbank Breda verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is op 23 februari 2004 afgewezen. De voorzieningenrechter was met de gemeente van mening dat in dit geval een uitzondering op het art. 19, lid 3 WRO-beleid te rechtvaardigen is. De verbouwing is vervolgens afgerond. Op 24 mei 2004 heeft het college besloten, de bezwarencommissie gehoord hebbende, om de bezwaren van de familie Van der Maas ongegrond te verklaren. Op 26 april 2005 heeft de rechtbank Breda uitspraak gedaan in de bodemprocedure. Het beroep van de familie Van der Maas is hierbij gegrond verklaard. In tegenstelling tot de voorzieningenrechter, één jaar eerder, was deze bestuursrechter niet de mening toegedaan dat hier sprake is van 'bijzondere omstandigheden' die een uitzondering op de beleidsregels rechtvaardigen. De gemeente is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 17 mei 2006 heeft de Afdeling uitspraak gedaan. De gemeente is hierbij in het ongelijk gesteld. De Afdeling vindt dat in dit geval niet mag worden afgeweken van het beleid, omdat er geen sprake is van 'bijzondere omstandigheden'. Zij voegt hier aan toe: 'Indien het college van mening is dat voor bungalows strikte toepassing van de beleidsregels leidt tot een resultaat dat het doel van het beleid en de onderliggende regelgeving voorbijschiet, kan het niet met toepassing van artikel 4:84 van de Awb van de beleidsregels afwijken, maar zal het de beleidsregels dan wel het bestemmingsplan moeten wijzigen'. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2007 | | pagina 86