Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 29912] Dienst/afdeling: VSO/JP Op grond van de "oude" planologie mochten op de gronden gelegen ten noorden en ten westen van het perceel van aanvrager, bouwwerken geen woning zijnde, zoals veldschuren en melkstallen tot een oppervlakte van 150 m2 en een goot- en bouwhoogte van 4 respectievelijk 6 meter opgericht worden. De "nieuwe" planologie laat op deze gronden agrarische hulpgebouwen, zoals melkstallen en veldschuren, tot een oppervlakte van 150 m2 en een goot- en bouwhoogte van 4,5 respectievelijk 6 meter toe. Voorts laat dit plan tijdelijke, menstoegankelijke teeltondersteunende kassen of tunnels toe gedurende 8 maanden per jaar. Dit betekent dat de goothoogte van gebouwen, niet zijnde tijdelijke menstoegankelijke teeltonder steunende kassen of tunnels, enigszins toeneemt. Gelet op de beperkte toename van de goothoogte meent Arcadis dat wat betreft deze gebouwen geen sprake is van een verslechtering van het uitzicht vanaf het perceel van aanvragers, die het woongenot en de waarde van de woning van aanvragers negatief beïnvloeden. De "nieuwe" planologie regelt geen hoogte voor genoemde kassen en tunnels. In theorie zouden deze groter kunnen zijn dan de toegestane andere gebouwen. Gelet echter op het tijdelijke karakter van de kassen en tunnels alsmede de aard van deze gebouwen, acht Arcadis een grotere goot- en bouwhoogte dan 4,5 respectievelijk 6 meter zeer onwaarschijnlijk. De oppervlakte van de kassen en/of tunnels kan groter zijn dan de 150 m2 die op grond van het oude plan gold. Realisering van veldschuren en melkstallen tot een oppervlakte van 150 m2 direct ten noorden en ten westen van het perceel van aanvragers betekent dat de overige gronden gelegen tussen Brielsedreef-Weimersedreef en Kettingdreef -ook zonder wijziging van de planologie- grotendeels aan het zicht onttrokken zouden worden. Arcadis meent dan ook dat de bouwmogelijkheid voor kassen en tunnels voor aanvragers niet leidt tot een planologisch nadeliger situatie, waaruit schade voortvloeit. De "oude" planologie liet op de gronden ten zuiden van het perceel van aanvragers één woning toe met een goothoogte van 4,5 meter; de bouwhoogte was niet geregeld. De inhoud van deze woning mocht niet worden vergroot. De afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens diende tenminste 5 meter te bedragen. De "oude" planologie liet voorts één vrijstaande berging of garage met een goothoogte van 3 meter en maximaal 50 m2 grondoppervlakte toe. De "nieuwe" planologie laat één woning toe met een goothoogte van 4,95 meter en een maximale bouwhoogte van 9,9 meter. De woning mag in de perceelsgrens worden gebouwd. Daarnaast mogen zowel vrijstaande als aangebouwde bijgebouwen worden opgericht tot 82,5 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,3 respectievelijk 6,05 meter. Dit betekent een toename van de goothoogte van 0,45 meter. Daar staat een begrenzing van de bouwhoogte tegenover. De "nieuwe" planologie laat een kortere afstand van de woning tot de perceelsgrens toe alsmede een grotere oppervlakte bijgebouwen dan de "oude" planologie. Gelet op de afstand van de woning van aanvragers tot de grens met het perceel Kettingdreef 10 van circa 43 meter en de oriëntatie van de woning van aanvragers, die niet is gericht op het perceel Kettingdreef 10, meent Arcadis dat het effect van de gewijzigde bouwmogelijkheden op het uitzicht vanaf het perceel van de aanvragers het woongenot en/of de waarde van de woning van aanvragers niet negatief beïnvloedt. Het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" laat niet zonder meer grootschalige glastuinbouw toe. Glastuinbouw is eerst mogelijk na toepassing van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigings bevoegdheid. Van deze wijzigingsbevoegdheid is nog geen gebruik gemaakt. Uit jurisprundentie uit 2005 leidt Arcadis af dat in de planologische vergelijking geen rekening behoeft te worden gehouden met een niet toegepaste wijzingsbevoegdheid, ongeacht of deze voldoende bepaald is. Het voorgaande overziende meent Arcadis dat het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" voor aanvragers per saldo niet leidt tot een negatiever planologische situatie die een waardedaling voor hun woning tot gevolg heeft. Ad. 2 Met betrekking tot bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek, partiële herziening 2005" merkt Arcadis op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 september 2006 het besluit van Gedeputeerde Staten vernietigd heeft en dat voor de onderhavige gronden genoemd bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Tevens geven zij aan dat de raad pas op een aanvraag om planschade kan beslissen zodra een bestemmingsplan onherroepelijk is. Desondanks heeft Arcadis op verzoek de planologische vergelijking gemaakt en deze opgenomen in het advies. -2- mm w

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2007 | | pagina 36