Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 31054]
Dienst/afdeling: VSO/JP
Conclusie.
Deze zienswijze deels ongegrond en deels gegrond te verklaren een en ander overeenkomstig hetgeen
hiervoor is aangegeven.
14. A. van Beek en Mts. Van Beek-Jansen.
Inhoud zienswijze.
a. Verzoeken het plan dusdanig te wijzigen dat op het perceel aan de Galgenstraat 1 meerdere
woningen (4) gebouwd mogen worden.
b. De kantoorgebouwen achter het Moleneind 1 voorzien niet in een behoefte en passen qua formaat
niet bij het betreffende monument. Bij het ontgronden van het gebied nabij het perceel van reclamant
dient op grond van de ontgrondingsvergunning tenminste 10 meter uit de perceelgrens te worden
gebleven en dat gegraven moet worden met een talud 1 op 3. Als hieraan wordt voldaan zullen de
geplande kantoren niet gebouwd kunnen worden.
a. Wij kunnen het verzoek van reclamant inzake het wijzigen van het bestemmingsplan om de bouw van
4 nieuwe woningen op zijn perceel aan het Moleneind mogelijk te maken, niet honoreren en wel om
de volgende redenen. Het perceel is gelegen in de ecologische verbindingszone van de Waterakkers
naar Cadettenkamp. Verder is de geurhindercirkel in het kader van de wet "Geurhinder en
Veehouderij" van de varkenshouderij gevestigd aan Galgestraat 6 over een gedeelte van het perceel
gelegen. Voorts zou de in gebied levende steenuil hierdoor in zijn levensomstandigheden
(aanvliegroute steenuil) worden beperkt. Tenslotte ligt het perceel binnen de geluidscontour van de
noordelijke rondweg en het spoor Breda-Tilburg. Voldoende redenen om aan het verzoek van
reclamant niet mee te werken.
b. Met het aan het Moleneind aanwezige Rijksmonument is in het bestemmingsplan voor de Meulenspie
rekening gehouden door de afstand tussen de bestaande en nieuw te realiseren bebouwing en door
middel van inrichtingsmaatregelen in het gebied tussen het monument en de naar het westen
verschoven sloot.
De opmerkingen ten aanzien van de uitvoering van een verleende ontgrondingsvergunning dienen
niet in dit kader te worden ingebracht maar zijn voornamelijk belangrijk bij de uitvoering van deze
vergunning. Onder de garantie dat rekening zal worden gehouden met de eigendommen van
reclamanten wordt wel ter informatie het volgende opgemerkt. De ontgrondingsvergunning is
aangevraagd voor de ontgronding van in totaal 295.000 m3 grond aan grasland ten behoeve van de
aanleg van een waterberging/-zuivering. Deze vergunning is aangevraagd in oktober 2006 en
vergund in maart 2007. In de voorwaarden van deze vergunning wordt gesteld dat de gemeente
percelen die niet in eigendom zijn niet mag ontgronden en dat zij, in geval zij een perceel wil
ontgronden dat gelegen is direct naast een perceel dat niet in eigendom is, zij een afstand van 10
meter en een talud niet steiler dan 1:3 in acht moet nemen. Uiteraard zal de gemeente deze
voorwaarde naleven. De aanname van reclamanten dat aan alle zijden van zijn perceel de eerder
genoemde voorschriften gelden is onjuist. De ontgrondingsvergunning en de daaruit voortvloeiende
voorwaarden hebben alleen betrekking op het gebied waarvoor de ontgrondingsvergunning is
aangevraagd. Daarbij geldt de ontgrondingsvergunning ook alleen voor de gevraagde
ontgrondingsactiviteiten. Het verplaatsen van de ligging van een watervoerende sloot is géén
ontgrondingsactiviteit als vergund met de hiervoor genoemde ontgrondingsvergunning. De door
reclamant aangehaalde voorwaarde is hierop dus niet van toepassing. Concreet betekent dit dat in
de uitvoering van de plannen voor zoveel als nodig rekening gehouden wordt met de positie van de
eigendommen van reclamanten.
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
15. A.C.M. Deurloo.
Inhoud zienswijze.
Verzoekt om de percelen aan de oost- en noordzijde van het deelgebied Hoge Gouw, grenzend aan de
bestaande bebouwing, een aantal grotere percelen te maken zodat met de nieuwbouw verder van de
bestaande bebouwing kan worden gebleven. Zouden verder graag zien dat in het plan wordt vastgelegd
Beoordeling.
-26-