Toelichting
A. Algemeen
De verordening lijkbezorgingsrechten is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1
januari 1995.
B. Artikelsgewijze toelichting
Aanhef
De lijkbezorgingsrechten worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b,
van de Gemeentewet.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen is
daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. Daarbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de in de
praktijk meest gehanteerde omschrijvingen. Er is bewust gekozen voor een tamelijk uitgebreide opsomming
en definiëring van begrippen. Er is bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen een eigen graf en een eigen
urnengraf.
Artikel 2 Belastbaar feit
In artikel 2 is een algemene omschrijving van het belastbaar feit opgenomen. Naast deze algemene
omschrijving is voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit opgenomen
in de tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving
van de belastingplicht om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou
kunnen worden. Aannemelijk is dat de aanvrager van het gebruik van de begraafplaats en van de diensten,
verleend bij het begraven, belastingplichtig is. De kring van belastingplichtigen omvat onder meer de
erfgenamen en andere nabestaanden, uitvaartondernemers en instellingen van weldadigheid welke zich,
behoudens vrijstelling ter zake, belasten met lijkbezorging. Ten tweede is er de belastingplicht voor rechten
voor het gebruik van de begraafplaats en de diensten verleend na de voltooiing van de begrafenis. Dit zijn
met name de jaarlijks terugkerende onderhoudsrechten indien deze rechten niet zijn afgekocht.
Belastingplichtig zijn de erfgenamen en andere nabestaanden, omdat ten behoeve van hen de dienst wordt
verleend.
In het arrest van 9 februari 1955, nr. 11 932, BNB 1955/125 preciseert de Hoge Raad de aanwijzing van de
belastingplichtige voor het onderhoud van eigen graven door te spreken over de rechthebbende. Dat is
degene aan wie het recht is verleend om lijken in een eigen graf te doen begraven en begraven te houden
c.q. zijn rechtsopvolger(s). Graftekens e.d. zijn door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond
(Hoge Raad 25 oktober 2002, nr. C00/282, Belastingblad 2003, blz. 765). Dat heeft echter geen gevolgen
voor de belastingplicht voor het onderhoudsrecht. Nog steeds is dit een dienst geleverd aan de
genothebbende tot het graf, de rechthebbende in de zin van artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging.
Bij de andere rechten die op basis van artikel 229, eerste lid, onderdelen a en b, van de Gemeentewet
kunnen worden geheven, dient eveneens de aanvrager als belastingplichtige te worden aangemerkt.
Artikel 4 Vrijstellingen
In de Wet op de lijkbezorging zijn geen verplichte vrijstellingen opgenomen. In de onderhavige verordening
is een vrijstelling opgenomen voor het begraven van stoffelijke overschotten c.q. het bijzetten van de as van
kinderen, die kort na de bevalling zijn verleden en in één kist met hun moeder worden begraven c.q.
waarvan de as met die van de moeder wordt geborgen in één asbus.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De tarieven en maatstaven op basis waarvan de rechten worden geheven zijn opgenomen in de bij de
verordening opgenomen tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Eerste lid
Voorzover in de verordening tarieven zijn opgenomen die per jaar worden geheven is het belastingtijdvak
gelijk aan het kalenderjaar. Het betreft hier de rechten voor onderhoud van een eigen graf, van een eigen
urnengraf etc.
-5-