Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 31014]
Dienst/afdeling: VSO/JP
Beoordeling zienswijzen.
Alle zienswijzen zijn tijdig ingekomen en derhalve ontvankelijk. De ingekomen zienswijzen worden hierna
u .iar?.fngevat ea van een beoorcfeling en een conclusie voorzien. Het is mogelijk dat niet alle
schriftelijke zienswijzen in dit raadsvoorstel zijn benoemd en behandeld. Bij de totale beoordelinq ziin
deze echter wel meegenomen.
Linssen cs advocaten namens C. de Beer.
Inhoud zienswijze.
Reclamant woont op 50 meter van de spoorlijn Breda-Roosendaal en zijn huisperceel ligt redelijk laaq.
Het eerste bezwaar van reclamant heeft betrekking op het geplande geluidsscherm tussen de beoogde
woonwijk en de hiervoor bedoelde spoorlijn. Aanvankelijk was een geluidsscherm gepland van 1 meter
hoog maar door de wijziging van de bedrijfsbestemming in een woonbestemming dient deze nu 3 meter
hoog te zijn. Het plaatsen van een dergelijk scherm doet afbreuk aan de leefomgeving. Er is volgens
reclamant sprake van landschapsvervuiling. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat het
pand van reclamant een rijksmonument is en op basis daarvan dient met terughoudendheid dit soort
voozieningen te worden gepland. Voorts vreest hij reflectie van geluid richting zijn woonlocatie. Bij de
berekeningen is aan dit effect van het scherm voorbijgegaan. Met een onderzoek dient onderbouwd te
worden dat geen toename van het geluid op de woning van reclamant zal plaatsvinden waarbij de
materialisering van het scherm aandacht dient te hebben.
Het tweede bezwaar betreft de afvoer van oppervlaktewater vanwege toename van het verharde
oppervlak. Vreest dat door toename hiervan de omgeving van reclamant verder belast gaat worden met
hogere ongewenste waterstanden die een goede en snelle afwatering frustreren.
Beoordeling.
Aangezien de bedrijfsvestigingen langs de spoorlijn zijn komen te vervallen en deze bedrijfsgebouwen
mede een functie hadden in de geluidswering voor het achterliggende gebied is een aanvullend
akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek (Movares kenmerk: RIK-BP-060028276/
R95014B2BPA-versie 1.0, 11 april 2007) blijkt dat door de hierboven genoemde aanpassingen de
geluidssituatie verbetert ten opzichte van het oorspronkelijke plan. Hoewel nog niet voor alle woningen
word voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, worden zowel het aantal woningen met een te hoge
gevelbelasting als de maximale belasting per woning lager. Om de invloed van de spoorlijn Breda-
Roosendaal te ondervangen zijn in het nieuwe plan een geluidscherm en een geluidwal evenwijdig aan
e sP00rl|jn met een hoogte van 3 meter opgenomen. Om een scherm van 3 meter te kunnen realiseren
wordt de overweg voorzien van een AHOB-installatie (Automatische Halve OverwegBomen). Voor de
nieuw te bouwen woningen met een te hoge gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van
de A16 en het spoorweglawaai van de spoorlijn Breda-Roosendaal worden hogere waarden vastgesteld,
let plan hiertoe heeft tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage gelegen De
uitvoering van de wal en het geluidsscherm (absorberend materiaal) zijn zodanig dat voor weerkaatsinq
van geluid niet behoeft te worden gevreesd.
Voor wat betreft de opmerkingen met betrekking tot de afvoer van oppervlaktewater wordt opgemerkt dat
door het Waterschap Brabantse Delta eisen worden gesteld aan de afvoer van het oppervlaktewater. De
afvoer wordt gebaseerd op de afvoer van landelijk gebied. De berging van het resterende
oppervlaktewater vanwege de toename van het verharde oppervlak, moet binnen het plangebied worden
geborgen. Ten behoeve van de berging van dat extra water worden dan ook retentievijvers aangeleqd
met vo doende capaciteit. De afvoer van het oppervlaktewater blijft na realisatie van het plangebed dan
ook gelijk aan de huidige, onbebouwde, situatie.
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
J.A.M.C. van Helvoort.
Inhoud zienswijze.
Vraagt zich af of er, ondanks de plaatsing van een geluidscherm, toch woningen gebouwd kunnen
worden in het plangebied. Er zal op termijn sprake zijn van toename van de intensiteit op de spoorlijn
vanwege containertransporten en dit is volgens reclamant in de planvorming niet meegenomen.