Uitwerking
1. Keuzes maken
Om de conditie van het stadshart op peil te houden en waar mogelijk te verbeteren moet er
meer samenhang komen in het gemeentelijk beleid en zullen er keuzes moeten worden
gemaakt. Want vóór alles moet de Bredase binnenstad zich blijvend onderscheiden. Van de
gemeente mag een eenduidig en consistent beleid worden verwacht als het gaat om
maatregelen en activiteiten die de belangen van de binnenstadondernemers raken.
Zoals gesteld wordt vooral van de binnenstad een grote bijdrage verwacht aan het behalen
van de ambities op het vlak van 'Breda winkelstad'. Voorwaarde daarvoor is een zorgvuldige
afstemming van de ontwikkelingen in de binnenstad met de perifere en grootschalige
detailhandelsontwikkelingen elders. Hetzelfde gaat op voor ontwikkelingen op het terrein van
horeca, leisure, bereikbaarheid en parkeren.
Perifere ontwikkelingen, zoals de Woonboulevard met een grote Ikea-vestiging, hebben een
aanzuigende werking op bezoekers vanuit de regio. Op voorwaarde dat het aanbod er ruim
en divers is. Men komt niet speciaal uit Zeeland naar Breda als er niets te kiezen valt.
Onderzoek wijst uit dat 15% van de jaarlijks 3 miljoen bezoekers van de Woonboulevard
vervolgens de binnenstad aandoet. Maar is dit relatief gunstig beeld zonder meer te vertalen
naar andere perifere ontwikkelingen? Dat moet goed worden onderzocht. Net als de
verleidingsmogelijkheden om bezoekers naar de binnenstad te lokken.
Binnen de hele discussie moet overigens het belang van de Bredase bevolking niet
verwaarloosd worden, want die neemt nog steeds ruim 50% van de omzet voor haar
rekening.
2. Investeren in elkaar
Kwaliteitsverbetering van de binnenstad slaagt alleen als er een structurele en constructieve
samenwerking is tussen overheid en ondernemers. Die synergie is op veel plaatsen al
duidelijk zichtbaar.
In dit proces zijn de gemeentelijke activiteiten vooral gericht op het scheppen van de
voorwaarden om de gemeenschappelijke ambities te kunnen realiseren. Behalve om het
investeren in openbare ruimte en infrastructuur, gaat het om beheer en handhaving
(kernbegrippen: schoon, heel en veilig), sturing (o.m. door een integraal detailhandelsbeleid)
en overleg initiëren en coördineren tussen belanghebbende partijen. Het uitgangspunt
daarbij is om actief te zijn zonder de rol van de private partijen over te willen en kunnen
nemen. Integendeel. Bij veel grote werken, zoals bijvoorbeeld de Nieuwe Mark en het
Chassé Park, heeft juist de samenbundeling van wensen en middelen ('benefit sharing') van
publieke en private partijen ervoor gezorgd dat een goed concept kon uitgroeien tot een
spraakmakend stukje Breda.
Waar de gemeente investeert in de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving, gaat dat dikwijls
samen met investeringen van ondernemers. Sowieso is het de natuurlijke opdracht voor elke
ondernemer om zijn gevel, stoep en directe werkomgeving te verzorgen, want het is het
visitekaartje van zijn eigen zaak. Dat geldt ook voor de eerder gesignaleerde service en
klantvriendelijkheid. Maar er wordt een extra inspanning van alle betrokkenen verwacht.
Een punt van aandacht is de participatie van ondernemers in verenigingsverband. Nog
steeds liften individuele ondernemers gratis mee met de inspanningen van de
winkeliersvereniging ('free ridersgedrag'). Dit verschijnsel moet zo veel mogelijk worden
uitgebannen. Een adequate vertegenwoordiging van detailhandel en horeca is een factor van
belang in de beleidsvorming en uitvoering. Voor de overheid is het altijd relevant om te weten
met wie ze precies in gesprek is. Immers veel discussies gaan over de afweging algemeen
versus particulier belang. Hoe breder de vertegenwoordiging van een doelgroep, des te
10