Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 31363]
Dienst/afdeling: BEL
door afzonderlijke gebruikers, die niet gezamenlijk het geheel gebruiken. De verhuurder van een niet-woning
kan niet als gebruiker worden aangemerkt als hij de niet-woning verhuurt aan bijvoorbeeld één onderneming
of één persoon. Verhuurt hij de verschillende delen echter aan verschillende gebruikers, dan is hij wel
belastingplichtig. Verhuurt hij echter de niet-woning als geheel aan meerdere gebruikers (bijvoorbeeld van
één onderneming), dan is hij niet belastingplichtig. Hij staat dan immers niet een gedeelte van de niet-
woning in gebruik af. Degene die het gebruik afstaat, mag overigens de gebruikersbelasting wel verhalen op
degene aan wie het gebruik van een deel wordt afgestaan.
Tweede lid, onderdeel b
Dit onderdeel bepaalt dat het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik wordt
aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld. Dit ziet met
name op niet-woningen die voor korte perioden worden verhuurd. In beginsel is de eigenaar degene die de
niet-woning ter beschikking stelt voor volgtijdig gebruik. Dit is alleen anders indien gebruik wordt
gemaakt van een verhuurorganisatie en deze verhuurorganisatie grotendeels het financiële risico van meer-
of minderopbrengsten uit de verhuur draagt. Alleen het uit handen geven van de bemiddeling (al dan niet
tegen een beperkt percentage van de verhuurprijs) aan een verhuurorganisatie is niet voldoende om deze
verhuurorganisatie als gebruiker aan te merken. Zie ook Hoge Raad 7 februari 2001, nr. 35865, LJN:
AA9843, BNB 2001/113, Belastingblad 2001, blz 456, BNB 2001/113, m.n. Snoijink (Wierden) en Hoge
Raad 22 november 2002, nr. 37361LJN: AF0960, BNB 2003/36 m.n. Snoijink (Oostburg). Degene die de
niet-woning ter beschikking stelt is bevoegd om de belasting te verhalen op degene aan wie die zaak ter
beschikking is gesteld.
De vaststelling van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, geschiedt in het
algemeen op grond van de kadastrale registers. De tot belastingplicht leidende beperkte rechten zijn:
Appartementsrecht;
Erfpachtrecht;
Recht van opstal;
Recht van vruchtgebruik;
Recht van beklemming;
Recht van gebruik en bewoning;
Beperkt recht in de zin van artikel 5, derde lid, onderdeel b, van de Belemmeringenwet
Het kadastrale register geeft in vrijwel alle gevallen uitsluitsel omtrent de vraag wie de genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Gezien de omschrijving van de belastingplicht heeft de
gemeente ten aanzien van de belastingplichtige een keuzemogelijkheid indien er naast eigendom ook
sprake is van een afgeleid recht (bijvoorbeeld recht van vruchtgebruik). Ook hier brengen de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur met zich dat de aanwijzing van een belastingplichtige geschiedt op basis
van beleidsregels die door het college van burgemeester en wethouders of de heffingsambtenaar zijn
vastgesteld en bekendgemaakt. Hetzelfde geldt indien er meer genothebbenden zijn die met betrekking tot
één onroerende zaak in dezelfde hoedanigheid verkeren (bijvoorbeeld in geval van mede-eigendom twee
eigenaren). Ook dan zal de gemeente bij de keuze van de belastingplichtige moeten handelen op grond
van vastgestelde en bekendgemaakte beleidsregels.
In een beperkt aantal gevallen geeft het kadastrale register niet aan wie de genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht is. Op grond van artikel 5:20 BW is de eigenaar van de grond ook
eigenaar van alle gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, tenzij de wet anders
bepaalt of als er sprake is van een bestanddeel van een andere onroerende zaak. Wettelijke
uitzonderingen staan onder andere in artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet waarin de aanbieder van
een telecommunicatienetwerk als eigenaar wordt aangemerkt en in artikel 3 van de Mijnbouwwet waarin de
Staat als eigenaar wordt aangemerkt van de nog niet gewonnen delfstoffen. De uitzondering van het
bestanddeel van een andere onroerende zaak wordt horizontale natrekking genoemd. Dat is bijvoorbeeld
het geval indien een kelder onder de grond doorloopt over een ander perceel.
Van horizontale natrekking is ook sprake indien een garage gedeeltelijk op een ander perceel staat (Hoge
Raad 17 september 2004, nr. 3800, LJN:AR2307, Belastingblad 2004, blz. 1176 (Amsterdam)).
Overigens bestaan er verschillende vormen van zogenaamde economische eigendom die niet gepaard
gaan met een recht van eigendom, bezit of beperkt recht.
Derde lid
privaatrecht.
-5-