Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 31363]
Dienst/afdeling: BEL
Ook een opstal in aanbouw is volgens de Hoge Raad een ongebouwd eigendom (Hoge Raad 25 november
1998, nr. 33944, BNB 1999/19, Belastingblad 2000, blz. 387 (Amsterdam).
Gedeelten
Een gedeelte van een gebouwd of ongebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als
afzonderlijk geheel te worden gebruikt is in beginsel een afzonderlijk belastingobject.
Het gaat daarbij om gedeelten die elk nog als zelfstandige en onafhankelijke eenheid kunnen worden
gebruikt (bijvoorbeeld de woning in een flatgebouw). Gemeenschappelijke ruimten in een gebouw worden
niet aangemerkt als een zelfstandig gedeelte maar moeten evenredig aan de overige zelfstandige gedeelten
worden toegerekend. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 1994, nr. 29859, Belastingblad
1994, blz. 659 (Haren). Uit de jurisprudentie volgt dat van een zelfstandig woongedeelte sprake is indien
een gedeelte redelijk afsluitbaar is en beschikt over een eigen keuken of kookgelegenheid, douche en
toiletruimte. Eventueel kunnen ook aansluitingen op nutsvoorzieningen, telefoon en kabel een aanwijzing
zijn. Zie onder meer Hoge Raad 9 september 1992, nr. 28352, BNB 1992/341, Belastingblad 1992, blz. 649
(Leiden), Hof 's-Hertogenbosch 9 oktober 1996, nr. 94/3506, Belastingblad 1998, blz. 348 en Hof
Amsterdam 3 december 1999, nr. 98/1032, Belastingblad 2000, blz. 202 (Zaanstad). Van een redelijke
afsluitbaarheid is sprake indien het gedeelte feitelijk afsluitbaar is. Het afsluitbaar maken door het alsnog
aanbrengen van een deurslot was in de casus van Hof Arnhem 17 februari 1999, nr. 98/1265, Belastingblad
2000, blz. 667, niet voldoende. Een gedeelte van een kantoorgebouw is blijkens zijn indeling bestemd om
als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt als zodanig gedeelte redelijk afsluitbaar is en aldus kan
worden gescheiden van de overige gedeelten van het gebouw (Hoge Raad 16 december 1987, nr. 25015,
BNB 1988/91, Belastingblad 1988, blz. 121 (Amsterdam». Vooreen zelfstandig kantoorgedeelte is het niet
voldoende dat een kamer afsluitbaar is (Hoge Raad 8 oktober 2004, nrs. 38443 en 38444, LJN:AR3500).
indien op een camping sprake is van feitelijk afzonderlijk te onderscheiden percelen die aan derden worden
verhuurd om daarop stacaravans te plaatsen en deze tezamen met het perceel gebruiken, is op grond van
het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2001, nr. 36224, LJN: AD3888 (Maarssen), sprake van
zelfstandige gedeelten.
Samenstel (complex)
Kenmerkend voor samenstellen is dat de daartoe behorende eigendommen naar de omstandigheden
beoordeeld bij elkaar behoren en door een en dezelfde (rechts)persoon worden gebruikt. Er zijn dus, naast
het eigendom, twee voorwaarden. Allereerst moeten de eigendommen naar de omstandigheden
beoordeeld bij elkaar behoren. Daarbij kan bijvoorbeeld de afstand tussen de eigendommen een rol
spelen. Vaak zal het ene eigendom een hulpfunctie vervullen voor het andere eigendom. Bijvoorbeeld de
garage die naast de woning staat. Bij de bepaling of de eigendommen naar de omstandigheden bij elkaar
behoren moet ook aansluiting worden gezocht bij de maatschappelijke opvatting. De Hoge Raad heeft in
zijn arrest van 9 mei 2003, nr. 35987, LJN: AD6058, bepaald dat 'bij de beantwoording van de vraag in
hoeverre de door belanghebbende in haar bedrijf aangewende (gedeelten van) eigendommen - die
onmiskenbaar een geografisch samenhangend geheel vormen - als een samenstel moeten worden
aangemerkt, beslissend is of dat bedrijf als één samenhangend geheel moet worden beschouwd,
waarbinnen alle (gedeelten van) eigendommen voor één organisatorisch doel worden aangewend'.
De tweede voorwaarde is dat de eigendommen in gebruik zijn bij dezelfde persoon. Wanneer bijvoorbeeld
de bij een woonhuis behorende garage wordt gebruikt door een ander dan de bewoner van het huis, dan
vormen woonhuis en garage niet één belastingobject. Woonhuis en garage zijn immers niet meer in
gebruik bij dezelfde persoon. Bedrijfsobjecten met een afzonderlijke bovenwoning kunnen niet als één
onroerende zaak worden aangemerkt. Zie onder meer Hoge Raad 18 januari 1984, nr. 22165, BNB
1984/100, Belastingblad 1984, blz. 99 (Loon op Zand), Hof Amsterdam 18 september 1998, nr. 97/20861,
Belastingblad 1999, blz. 238 en Hof Amsterdam 3 december 1999, nr. 98/1032, Belastingblad 2000, blz.
202 (Zaanstad).
Recreatieterrein
Een recreatieterrein waarop standplaatsen voor stacaravans worden verhuurd of andere
vakantieonderkomens staan, wordt vanaf 1 januari 2005 voor de Wet WOZ aangemerkt als één
onroerende zaak. De wetgever heeft het ondoelmatig geacht om van alle op recreatieterreinen gelegen
onroerende recreatiewoningen en stacaravans met de bijbehorende (onder)grond, de waarde afzonderlijk
te bepalen en vast te stellen en deze afzonderlijk in de heffing te betrekken.
-8-