Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 31363]
Dienst/afdeling: BEL
Daarom geldt dat de afbakening als afzonderlijke objecten achterwege blijft wanneer het gaat om een
geheel van onroerende zaken, zoals recreatiewoningen en stacaravans, dat bijeengenomen een terrein
vormt dat bestemd is voor verblijfsrecreatie en als zodanig wordt geëxploiteerd.
Anders gezegd: een recreatieterrein met de opstallen die niet in privé-eigendom zijn, dat als geheel
bestemd is en geëxploiteerd wordt voor verblijfsrecreatie, wordt als één onroerende zaak aangemerkt.
Binnen de gemeentegrens
Het binnen de gemeente gelegen deel is een afzonderlijk belastingobject dat afzonderlijk in de heffing zal
moeten worden betrokken. Een gebouw dat op de gemeentegrens ligt, zal dus door twee (of meer)
gemeenten moeten worden aangeslagen.
Eigendomsgrens is grens object
Alleen als van de samenstellende delen van een onroerende zaak de genothebbende krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht dezelfde is, is sprake van één belastingobject. Dit betekent dat de eigendomsgrens
de uiterste grens van het object vormt. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 1993, nr.
29464, BNB 1993/349, Belastingblad 1994, blz. 174 (Amsterdam) en de uitspraak van Hof 's-Gravenhage
van 14 juni 1995, nr. 93/3928, Belastingblad 1995, blz. 699 (Noordwijk).
Gevolgen verkeerde objectafbakening
Oorspronkelijk kon een afbakeningsfout volgens de Hoge Raad in bezwaar of beroep niet worden hersteld
zodat de aanslag moest worden vernietigd (zie o.a. Hoge Raad 8 juli 1992, nr. 28262, BNB 1992/311
Beiastingblad 1992, blz. 490 (Utrecht). Een uitzondering gold indien een aanhorigheid niet in aanmerking
was genomen (zie o.a. Hoge Raad 21 januari 1981, nr. 20302, BNB 1981/100 (Maassluis). In de arresten
Hoge Raad 27 september 2002, nr. 34927, LJN: AE8146 (Rotterdam) en Hoge Raad 27 september 2002,
nr. 34928, LJN: AD5341 (Rotterdam) en Hoge Raad 9 november 2002, nr. 36941LJN: AF0074,
Belastingblad 2002/1220 (Goedereede) komt de Hoge Raad voor te groot afgebakende objecten echter
terug op deze jurisprudentie omdat het gevolg van een gemaakte afbakeningsfout (vernietiging van de
gehele aanslag) vaak niet in verhouding staat tot de ernst van de fout. Dit heeft de Hoge Raad ertoe
gebracht om de rechtspraak inzake een onjuiste objectafbakening voor zowel de uitvoering van de
onroerende-zaakbelastingen als de WOZ te herzien. De nieuwe leer houdt in dat de objectafbakening in
bezwaar of beroep door de gemeente of de belastingrechter kan worden aangepast indien de
oorspronkelijke beschikking of de aanslag mede betrekking heeft op objecten die in eigendom of gebruik
zijn bij derden of geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van een andere gemeente zijn gelegen. De
aanpassing dient zodanig te geschieden dat de aanslag nog slechts betrekking heeft op één - op de juiste
wijze afgebakend - belastingobject. Daarbij dient zo nodig de waarde van het object te worden verlaagd.
Voor te klein afgebakende objecten heeft de Hoge Raad de gevolgen geschetst in het arrest van 9 mei
2003, nr. 35987, LJN: AD6058. Het komt erop neer dat WOZ-beschikkingen en aanslagen OZB (op grond
van artikel18a AWR) van te klein afgebakende objecten dienen te worden vernietigd. Binnen de
driejaarstermijn van artikel 11 lid 3 AWR kunnen nieuwe aanslagen (eventueel tot behoud van rechten)
worden opgelegd. Dat is anders indien de driejaarstermijn is overschreden. Nieuwe beschikkingen en
navorderingsaanslagen (o.g.v. artikel18a AWR) kunnen dan worden verzonden en opgelegd binnen acht
weken nadat de 'oude' beschikkingen (onherroepelijk) zijn vernietigd (artikel 4:13, lid 3 Awb).
Tweede lid
Aan artikel 2 is een nieuw lid toegevoegd. Dit lid geeft een definitie van het begrip woning overeenkomstig
de bepaling in de Gemeentewet (artikel 220a, lid 2). Een onroerende zaak dient tot woning indien de
vastgestelde WOZ-waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die
dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het 'in hoofdzaak-criterium' wordt
uitgelegd als: 70% of meer. Voor een uitgebreide uitleg van het begrip en de toepassing voor deze
verordening wordt verwezen naar de Veelgestelde vragen over OZB-gebruikersbelastingen en
amendement-De Pater op www.vng.nl en www.wozinformatie.nl.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Algemeen
Met betrekking tot de term 'maatstaf van heffing' of 'heffingsmaatstaf merken wij op dat de eerste term
wordt gebruikt in algemene zin terwijl de tweede term in concrete zin wordt gebruikt (de concrete waarde
van een onroerende zaak). Daarom is in de aanhef van artikel 3 van de verordening sprake van maatstaf
van heffing' en in het vervolg van de verordening steeds over 'heffingsmaatstaf. Dit correspondeert met de
-9-