Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 31363]
Dienst/afdeling: BEL
wettekst. De heffingsmaatstaf is de waarde van de onroerende zaak zoals deze is vastgesteld op basis van
deWetWOZ.
In het eerste lid is de tekst van artikel 220c van de Gemeentewet overgenomen. Is de waarde middels een
WOZ-beschikking vastgesteld, dan kunnen de waardebepalende elementen in een bezwaar- enlof
beroepsprocedure tegen de aanslag niet meer aan de orde komen.
Anders: Hof Leeuwarden 29 november 2002, nr. BK 440/01, LJN: AF1496 dat in een beroepsprocedure de
werktuigenvrijstelling in de beoordeling betrok, ondanks het feit dat de WOZ-beschikking onherroepelijk
Eerste lid
Waarde in het economische verkeer
Artikel 17 van de Wet WOZ geeft de regels voor de waardering. Uitgangspunt daarbij is de waarde in het
economische verkeer.
Dat is de waarde die aan de onroerende zaak kan worden toegekend indien de volle en onbezwaarde
eigendom van de onroerende zaak zou kunnen worden overgedragen (overdrachtsfictie) en de verkrijger
de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen
(verkrijgingsfictie). Bij de waardebepaling wordt geen rekening gehouden met eventueel op de onroerende
zaak rustende lasten, zoals een anti-speculatiebeding met kettingbeding. Volgens de Hoge Raad dient bij
de waardebepaling wel rekening te worden gehouden met een zakelijke of daarmee gelijk te stellen
verplichting die de omvang van het genot van de zaak beperkt (Hoge Raad 25 november 1998, nr. 33212,
LJN: AA2572, Belastingblad 1999, blz. 93 (Rotterdam)). Voor woningen en rijksmonumenten is de waarde
in het economische verkeer altijd van toepassing. Voor niet-woningen daarentegen wordt de gecorrigeerde
vervangingswaarde genomen indien deze hoger is dat de waarde in het economische verkeer.
Gecorrigeerde vervangingswaarde
De overdrachts- en verkrijgingsfictie gelden ook voor de gecorrigeerde vervangingswaarde (Hoge Kaad y
juli 1999, nr. 34377, LJN: AA2808, Belastingblad 1999, blz. 622 (kettingbeding met recht van terugkoop)).
De gecorrigeerde vervangingswaarde wordt bepaald door de vervangingswaarde van de onroerende zaak
te verminderen met de afschrijving wegens technische en functionele veroudering. De afschrijving wegens
technische veroudering vindt plaats op grond van de verwachte levensduur van het object en de
restwaarde die het object aan het einde van die levensduur zal hebben. De afschrijving wegens functionele
veroudering brengt de mate tot uitdrukking waarin nog behoefte bestaat aan de onroerende zaak als
gevolg van technische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Redenen voor een afschrijving
wegens functionele veroudering kunnen bijvoorbeeld gewijzigde bouwtechnieken of bouwtechnische eisen
zijn. Daarnaast kan ook worden gedacht aan ondoelmatig ingerichte ruimten alsmede aan een tekort of
overschot aan ruimte. Ook economische veroudering als gevolg van algemene conjuncturele
ontwikkelingen en ontwikkelingen in de branche kunnen van invloed zijn op de functionele veroudering. De
omvang van de functionele veroudering komt onder meer aan bod in het arrest van de
Hoge Raad van 8 juli 1992, nr. 27678, BNB 1992/298, Belastingblad 1992, blz. 801 (Veendam).
In dit arrest concludeert de Hoge Raad dat bij onroerende zaken die in de commerciële sfeer worden
gebezigd, de gecorrigeerde vervangingswaarde niet hoger wordt gesteld dan de bedrijfswaarde, oftewel de
waarde die de onroerende zaak in economische zin voor de huidige eigenaar vertegenwoordigt. Zie oo e
VNG circulaire Circ. 92/196 - jurisprudentie onroerend-goed belastingen (18-09- 1992). De bedrijfswaarde
is niet van toepassing op niet-commercieel gebezigde onroerende zaken, zoals bijvoorbeeld een
schoolgebouw (Hof Arnhem 18 januari 1994, nr. 931529, Belastingblad 1994, blz. 397) en een kerk Hoge
Raad 5 juni 1996, nr. 30314, LJN: AA 1799, BNB 1996/250, Belastingblad 1996, blz. 430 (Amsterdam)) of
indien de exploitatie vooral geschiedt om in het algemeen belang gelegen redenen (Hoge Raad 7 februari
2001 nr 34899 LJN" AA9842, BNB 2001/112 (Leeuwarden)). Advocaat-Generaal Moltmaker gaf in het
arrest van de Hoge Raad van 8 juli 1992, nr. 27678. BNB 1992/298 aan wanneer sprake is van niet-
commerciële activiteiten: - de activiteiten kunnen alleen door middel van subsidies worden gebezigd, of - er
wordt bij de activiteiten slechts gestreefd naar kostendekking. In de situatie waarin alle aandelen in handen
zijn bij de overheid en deze in het algemeen belang handelt kan toch sprake zijn van toepassing van de
bedrijfswaarde, aldus de Hoge Raad 9 mei 2003, nr. 35987, LJN: AD 6058 (Schiphol). De Hoge Raad
herhaalt de punten die de A-G in BNB 1992/298 noemt en constateert dat die situaties niet van toepassing
vaststond.
-10-
zijn.