Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 31363]
Dienst/afdeling: BEL
Wijzigingen na waardepeildatum
De waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld naar de waarde die de zaak heeft op de
waardepeildatum en naar de staat waarin de zaak verkeert op het tijdstip van de waardepeildatum. Met
wijzigingen tussen deze waardepeildatum en het begin van het kalenderjaar wordt alleen onder
voorwaarden rekening gehouden. Deze voorwaarden zijn:
a. een onroerende zaak gaat op in een andere onroerende zaak dan wel in meer onroerende zaken;
b. een onroerende zaak wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of
vernietiging, hetzij verandering van bestemming;
c. een onroerende zaak ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de onroerende zaak
geldende, omstandigheid een waardeverandering.
Wijzigingen onder a betreffen de objectafbakening. Onder b gaat het om wijzigingen van het object zelf. De
wijzigingen onder c betreffen wijzigingen aan het object zelf, maar ook omgevingsfactoren. De
waardeverandering wordt meegenomen vanaf het begin van het kalenderjaar wanneer de bedoelde feiten
of omstandigheid geheel of gedeeltelijk hun beslag hebben gekregen.
Tweede lid
Het tweede lid is een zogenaamde 'vangnet-bepaling' en voorziet erin dat indien voor een onroerende zaak
onverhoopt geen WOZ-beschikking is vastgesteld, toch een aanslag kan worden opgelegd. De memorie
van toelichting noemt als voorbeeld het geval dat een WOZ-beschikking door de rechter is vernietigd
vanwege een fout in de objectafbakening. Het Hof Amsterdam heeft een aanslag vernietigd omdat de
gemeente geen redenen kon aangeven voor het feit dat wel een aanslag was verzonden, maar niet eerst of
gelijktijdig een WOZ-beschikking (5 december 2002, nr. 02/00918 PV, LJN: AF1834). De waardebepaling
geschiedt in het kader van de vangnetbepaling zoveel mogelijk op gelijke wijze als voor de andere
onroerende zaken, waarvoor wel een WOZ-beschikking is vastgesteld. In de memorie van toelichting wordt
opgemerkt dat de waardevaststelling in deze gevallen alleen voor het betreffende kalenderjaar geldt.
Zolang er geen WOZ-beschikking is, dient de waardevaststelling (door het opleggen van de aanslag
onroerende-zaakbelastingen) dus voor elk kalenderjaar plaats te vinden. Voor de tekst van de
vangnetbepaling is aangesloten bij de tekst van artikel 220d, vierde lid, van de Gemeentewet.
Artikel 4 Vrijstellingen
Algemeen
De verplichte vrijstellingen zijn opgenomen in artikel 220d van de Gemeentewet. Op grond van
jurisprudentie heeft de wetgever bij de Wet materiële belastingbepalingen de opzet van de vrijstellingen
gewijzigd. Een object als zodanig wordt niet vrijgesteld maar de waarde van (een gedeelte) van een object
wordt buiten aanmerking gelaten. Dit maakt het mogelijk dat een onroerende zaak gedeeltelijk wordt belast
en gedeeltelijk wordt vrijgesteld. De vrijstellingen zijn dus eigenlijk geen echte vrijstellingen maar vormen
een onderdeel van de maatstaf van heffing. Immers, bij het bepalen van de maatstaf van heffing wordt (een
gedeelte van) de waarde buiten aanmerking gelaten. Met nadruk wordt erop gewezen dat een vrijstelling
voor de onroerende-zaakbelastingen niet inhoudt dat ook de waardering achterwege kan blijven.
In het kader van de Wet WOZ kan de waardering (niet de gegevensverzameling) van een onroerende zaak
alleen achterwege blijven indien op grond van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ de
gehele waarde buiten aanmerking kan worden gelaten. In beginsel zijn de vrijstellingen die in de
Uitvoeringsregeling staan in de op de beschikking vastgestelde WOZ-waarde meegenomen. De waarde
van de volgende objecten (of objectonderdelen) wordt bij het vaststellen van de WOZ-beschikking
vrijgesteld:
bedrijfsmatige geëxploiteerde cultuurgrond;
Natuurschoonwetlandgoederen;
natuurterreinen beheerd door rechtspersonen die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het
behoud van natuurterreinen ten doel stellen;
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail;
werktuigen die zonder schade van betekenis kunnen worden afgescheiden van de onroerende
zaak en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
waterverdedigingswerken en waterbeheersingswerken in beheer bij organen en dergelijke van
publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van woningen;
kerken en andere onroerende zaken die in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare eredienst of
voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, met
uitzondering van woningen;
-11-