Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 31363]
Dienst/afdeling: BEL
2. Gemeenten met (een of meer) tarieven boven de drempeltarieven, maar onder de maximumtarieven: de
maximaal toegestane tariefstijging komt overeen met de trendmatige BBP-groei, na correctie voor inflatie
en areaalontwikkeling.
3. Gemeenten met (een of meer) tarieven op de drempeltarieven: de bedoeling van de regering is dat de
maximaal toegestane tariefstijging overeenkomt met de trendmatige BBP-groei, na correctie voor inflatie en
areaalontwikkeling (Kamerstukken 11 2005-2006, 30096, nr. 23). Naar de letter van de wet is er geen
uitzonderingsregel voor deze gemeenten opgenomen, zodat voor deze gemeenten de hoofdregel zou
gelden: er gelden maximumtarieven. Wij raden echter aan de bedoeling van de regering te volgen.
4. Gemeenten met (een of meer) tarieven op de maximumtarieven: deze gemeenten kunnen hun tarieven
niet verhogen, anders dan met verkregen ontheffing van gedeputeerde staten.
In de gemeente Breda valt het tarief voor eigenaren van woningen onder situatie 1 en de tarieven voor niet-
woningen onder situatie 2. De stijging van 3,15% valt binnen de door de wetgever gestelde 3,75%.
Vervallen van de relatieve limieten
De relatieve limiet tussen de tarieven eigenaren- en gebruikersbelasting van 1,25:1 en tussen woningen en
niet-woningen (afhankelijk van het tijdvakpercentage) gelden vanaf 1 januari 2006 niet meer.
Gevolgen herwaardering
Gemeenten mogen geen meeropbrengst halen uit de waardestijging van onroerende zaken als gevolg van
een herwaardering. Deze waardestijging moet zich vertalen in een lager tarief. Daarbij mag wel worden
gecorrigeerd voor areaalontwikkeling en de tariefstijging die op grond van de Gemeentewet mogelijk is
(artikel 220f, lid 4, Gemeentewet). Dit betekent dat er bij een herwaardering onderscheid moet worden
gemaakt tussen waardestijging als gevolg van areaalontwikkeling en waardestijging als gevolg van
prijsstijging.
Hierbij wordt een cruciaal element in de financiële verhouding over het hoofd gezien: de stijging van de
waarde leidt tot een stijging van de belastingcapaciteit. Indien deze stijging hoger is dan de landelijk
gemiddelde stijging, leidt dit tot een daling van de algemene uitkering. Een gemeente met een hoger dan
gemiddelde stijging, houdt dus weliswaar dezelfde belastingopbrengst maar ontvangt minder geld uit het
Gemeentefonds en gaat er per saldo financieel op achteruit.
De regering heeft - hoewel daarop gewezen - dit effect steeds genegeerd, terwijl ze er juist een beroep op
doet in de spiegel beeldige situatie, dat is bij een (meer dan gemiddelde) waardedaling. Met andere
woorden: de lagere belastingopbrengst wordt dan goedgemaakt door een hogere uitkering uit het
Gemeentefonds.
De wettekst biedt niet de mogelijkheid de belastingopbrengst gelijk te houden door bij lagere waarden
hogere tarieven te genereren, hoewel de memorie van toelichting wel aangeeft dat dit mogelijk is
(Kamerstukken 11 2004-2005,30096, nr. 3, pag. 14). Daarmee is de wettelijke regeling dus inconsequent.
Volgens ons leidt dit ertoe dat individuele gemeenten er financieel op achteruitgaan. Wellicht kan dit reden
zijn om gebruik te maken van de ontheffingsregeling van artikel 220g Gemeentewet.
Tariefdifferentiatie woningen/niet-woningen en overschrijding maximaal toegestane tarieven
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het hanteren van tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen
niet leidt tot een verboden discriminatie, aangezien woningen en niet woningen voor de toepassing van de
OZB niet op één lijn behoeven te worden gesteld (Hoge Raad 28 februari 2001, nr. 35940, LJN: AB0280,
Belastingblad 2001, blz. 554 (Doetinchem).
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft in zijn uitspraak van 25 oktober 2001nr. 73943/01
(Belastingblad 2002, blz. 622) in gelijke
zin geoordeeld door te beslissen dat de tariefdifferentiatie niet in strijd is met het Europese Verdrag voor de
rechten van de mens. Ook de tarieven voor de gebruikersbelasting en de eigenarenbelasting kunnen van
elkaar verschillen In zijn arrest van 1 maart 2002, nr. 37201, LJN: AD7797, Belastingblad 2002, blz. 406
(Harderwijk) heeft de Hoge Raad beslist dat overschrijding van de maximaal toegestane tariefdifferentiatie
leidt tot gedeeltelijke onverbindendheid van de verordening, in die zin dat het hoogste tarief dan
onverbindend is. Het tarief is echter slechts onverbindend voor zover dit het in de Gemeentewet gestelde
maximum overschrijdt. Dit heeft tot gevolg dat de opgelegde aanslagen worden verminderd met een
bedrag dat overeenkomt met de overschrijding. Deze jurisprudentie behoudt zijn gelding voor de nieuwe
regeling.
-16-