Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 31170]
Dienst/afdeling: VSO/JP
Beoordeling
De toelichting van het bestemmingsplan zal aangepast worden en hierbij zal ingegaan worden op de
parkeersituatie in zijn algemeenheid in Ruitersbos.
Wij wijzen er overigens op dat bij uitbreidingsplannen voldaan moet worden aan de parkeernorm, zoals
deze is opgenomen in de nota "parkeer- en stallingsbeleid" en daarbij hoort over het algemeen het
toevoegen van extra parkeerplaatsen in relatie tot de gewenste uitbreiding.
Voor het oprichten van lichtmasten verwijzen wij naar het gestelde onder motivering bij reclamant
nummer 3.
De groenstrook aan de Brahmslaan, voorzover deze in eigendom is bij de gemeente, zal alsnog de
bestemming "groenvoorziening" krijgen.
Ten aanzien van de omvang van bijgebouwen blijft als uitgangspunt gelden dat de grootte van een
bijgebouw afhankelijk gesteld wordt van de grootte van het perceel. Naar aanleiding van de opmerkingen
van de vereniging zijn wij bereid de maximale maten enigszins te verminderen.
Uitgangspunt is dat wij bijgebouwen met een maat van 50 m2 bij een perceelsgrootte tot 1000 m2
opnemen, o.a. omdat dit in (bijna) alle bestemmingsplannen van de gemeente zo is opgenomen. Voor
elke 200 m2 meer wordt 5 m2 (ipv 10 m2) extra toegestaan tot een maximum van 100 m2 (ipv 150 m2). De
goot- en bouwhoogte zullen wij veranderen in 3 meter respectievelijk 5 meter, mede omdat dan een
vliering in een bijgebouw tot de mogelijkheden behoort (maar niet een extra bouwlaag) en bovendien
komen deze maten overeen met de meeste bestemmingsplannen binnen de gemeente.
Voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens verwijzen wij naar het gestelde onder beoordeling bij
reclamant 4.
Samenvattend zal de zienswijze gegrond verklaard worden voor zover dit betreft de opmerking over de
parkeerdruk in de toelichting, de lichtmasten bij tennisvereniging BLTV, de groenstrook bij de
Brahmslaan en gedeeltelijk de bebouwingsregeling van artikel 3.2.3 en voor het overige is de zienswijze
ongegrond.
6. H. Oderkerk en C. Oderkerk-Roosen
Samenvatting
Reclamanten vragen zich af of het verlaten van de één-bouwlichaam-gedachte, zoals deze was
opgenomen in het bestemmingsplan "Ruitersbos 1972", wel een juiste keus is en of dit breed gedragen
wordt. Nu deze keus echter gemaakt is, zijn de criteria voor het bouwen (van zowel hoofdbebouwing als
bijgebouwen) van belang om uitwaaieren van bebouwing te voorkomen.
1. Voorgesteld wordt rooilijnen aan de zijkanten en achterkanten van percelen op te nemen, althans te
bepalen dat een afstand van 4 meter van de perceelsgrens wordt aangehouden. Tevens vragen
reclamanten zich af waarom een vrijstelling van de afstand van 4 meter tot 3 meter wordt opgenomen.
2.Voorgesteld wordt om slechts kleinschalige bijgebouwen zoals een fietsenhok of tuinhuisje, mogelijk te
maken en daarvoor een oppervlakte van maximaal 10 m2 voor op te nemen. Voorts zou een bijgebouw
vanaf de straatzijde bezien achter het hoofdgebouw (althans voor 30%) gerealiseerd mogen worden en
dan aan de achterzijde van het perceel met een afstand tot de perceelsgrens van 4 (doch in ieder geval
3) meter.
Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt dat een vrijstaand bijgebouw kleinschalig is en vanaf de
weg slechts beperkt zichtbaar zal zijn.
3. De vrijstellingsbepaling van artikel 3.3 onder b (aan-huis-verbonden-beroepen) is niet concreet. Niet
aangegeven wordt wanneer onevenredige schade aan het woonmilieu wordt toegebracht en reclamanten
vragen zich af of dit bijvoorbeeld het geval is als de bijzondere groene karakteristiek wordt aangetast of
als er geparkeerd moet worden in de openbare ruimte.
4. Gevraagd wordt naar een duidelijke uitleg van de begrippen "aan-huis-verbonden-beroepen" en "aan-
huis-verbonden ambachtelijke activiteiten" en vooral wat daar precies onder valt. Horen bijvoorbeeld een
kappersbedrijf of de dienstverlenende bedrijven genoemd in artikel 1 sub 23 hierbij?
-5-