Gemeente Breda
Registratienr: 31889]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: SSC/JZ
De wettelijke procedure voor de aanwijzing van gronden met een voorkeursrecht haakt aan bij de
ruimtelijke planvorming ten aanzien van het gebied. Al in een zeer vroeg stadium waarin nog geen enkel
vigerend ruimtelijk plan de voorgestane ontwikkeling legitimeert, kan door middel van de Wvg het
eigendomsrecht worden beperkt. De gemeente maakt hierbij gebruik van de haar gegeven wettelijke
mogelijkheden. Het is de commissie daarbij niet gebleken dat de gemeente op een onjuiste of
onzorgvuldige wijze van deze mogelijkheden gebruik heeft gemaakt.
Ten aanzien van het bezwaar van reclamante dat er ten aanzien van haar percelen tevens een
onteigeningsprocedure is opgestart, merkt de commissie het volgende op. Het feit dat tegelijkertijd met de
onderhavige Wvg-procedure een onteigeningsprocedure aanhangig is, staat aan de rechtmatigheid van
het onderhavige raadsbesluit niet in de weg. De doelstelling van de Wvg is, zoals hiervoor reeds
overwogen, een andere dan die van de Onteigeningswet. Procedures betreffende beide wetten dienen
dan ook van elkaar te worden onderscheiden. Zie hiertoe ook de standaardoverweging van de Kroon in
o.a. KB 20 januari 2001, Noordwijk, Stcrt. 19 februari 2001, nr. 35.
Reclamante merkt voorts op dat de provincie Noord-Brabant ten aanzien van de percelen een
ontgrondingsvergunning heeft afgegeven. Reclamante stelt dat er sprake is van stapeling van macht
vanaf de zijde van de gemeente. Dit terwijl de gemeente de beschermingszone aan de Westzijde (10
meter uit de grens van haar perceel en talud van 1:3), wat een voorschrift is van de provincie bij
ontgronding, ondanks haar protest negeert. Er is sprake is van onbehoorlijk bestuur, aldus reclamante.
De commissie is van oordeel dat voor genoemde bezwaren ten aanzien van ontgronding in deze
procedure geen plaats is. De Ontgrondingswet biedt reclamant een zelfstandige procedure die met
voldoende rechtswaarborgen is omkleed.
Tot slot merkt reclamante op dat in het door de raad op 18 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan
"Meulenspie-Valkenstraat" de bestemming op het perceel "natuurdoeleinden" is. Reclamante geeft aan
dat deze bestemming al is gerealiseerd. De grond wordt haar inziens las landbouwgrond ook nu al
natuurlijk gebruikt. Het is niet duidelijk waarom de "huidige natuur" onder doet voor de "nieuwe natuur".
Bovendien leeft de steenuil op dit moment al op het perceel. Reclamante vraagt zich af wat de ware
belangen en motieven zijn van de gemeente.
Tijdens de hoorzitting heeft het gemeentebestuur aangegeven dat de bestemming zoals vastgelegd in het
bestemmingsplan "Meulenspie-Valkenstraat" nog niet gerealiseerd is. Uit het op 18 oktober 2007
vastgestelde bestemmingsplan "Meulenspie-Valkenstraat" blijkt dat door de toevoeging van bebouwing
rondom Teteringen het buitengebied afneemt. Ter compensatie van het verlies aan buitengebied worden
groenprojecten aangelegd. Zo ook op de door reclamante in bezwaar aangedragen percelen. Zo is
voorzien in een ecologische verbindingszone, welke speciaal geschikt gemaakt dient te worden voor
steenuilen.
De commissie is van oordeel dat voor genoemde bezwaren ten aanzien van het bestemmingsplan in
deze procedure geen plaats is. De bestemmingsplanprocedure biedt reclamant een zelfstandige
procedure die aldus de commissie met voldoende rechtswaarborgen is omkleed.
De Wvg is bedoeld om voorgenomen planologische ontwikkelingen niet te laten bemoeilijken of
doorkruisen. Het is de commissie gebleken dat aan dat oogmerk van de Wvg is voldaan. De ingebrachte
bezwaren kunnen volgens de commissie niet leiden tot een ander oordeel.
Consequenties
Juridische:
Belanghebbenden kunnen tegen de beslissing op bezwaar binnen zes weken beroep instellen bij de
rechtbank Breda.