>^|C< Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 32900]
Dienst/afdeling: RO/JP
Artikel 3. Adviseur of adviescommissie
1Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur
aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van
planschade.
2. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van
oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomens-derving en er, gezien de
complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door
het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van
financieel economische bedrijfsvoering.
3. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van
oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een
onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan
extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake
van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een
planologische verslechtering.
4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel
de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.
5. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid
bedoelde adviseur voorzitter is.
6. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.
Artikel 4. Deskundigheid en onafhankelijkheid
1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op
grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, eerste, tweede of
derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.
2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de raad. Eveneens mag een adviseur
niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 5. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of
adviescommissie
1Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het college de
aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belang-hebbenden als bedoeld in
artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:
a. een adviseur als bedoeld in artikel 3, eerste lid, of
b. meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.
2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld
in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als
bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of
meerdere adviseurs bij het college indienen.
Pagina 2 van 4