Gemeente Breda
Artikel 3. Adviseur of adviescommissie
Het college schakelt één of meerdere adviseurs gezamenlijk in voor de advisering over de op de
aanvraag te nemen beschikking. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of een
adviescommissie dient te worden ingeschakeld en over welke deskundigheid een adviseur dient
te beschikken.
Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze tussen een
natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt aan de gemeente overgelaten (zie de Nota van
Toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 63). Een adviesbureau gespecialiseerd in planschade
kan derhalve worden aangewezen als adviseur bedoeld in het eerste lid, of als één van de
adviseurs (tweede of derde lid) in een adviescommissie.
Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meerdere adviseurs noodzakelijk is,
staat de verordening er niet aan in de weg om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vaste
adviseur/vaste adviescommissie).
In het eerste lid is bepaald dat een eerste adviseur wordt aangewezen die over voldoende
deskundigheid op het gebied van planschadeadvisering dient te beschikken. Afhankelijk van de
kennelijke oorzaak van de planschade kan een tweede en/of derde adviseur worden
aangewezen, die over specifieke deskundigheid op het gebied van planschade wegens
inkomensderving onderscheidenlijk wegens waardevermindering van een onroerende zaak als
gevolg van een planologische verslechtering beschikt.
Het is aan het college om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te
beoordelen of deze (eerste) adviseur zelfstandig kan adviseren, of dat er gezien de complexiteit,
aard en omvang van de aanvraag behoefte is een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht te
betrekken die beschikt over specifieke deskundigheid. Het college zal de tweede en/of derde
adviseur dan vervolgens moeten aanwijzen; bij de aanwijzing van twee of meer adviseurs is er
sprake van een adviescommissie (artikel 3, vijfde lid). De adviseurs dienen de in artikel 6.1.3.4
Bro genoemde zaken te betrekken.
Artikel 6.1.3.5, eerste lid, Bro bepaalt dat de adviseur of de adviescommissie zich door derden
kan laten adviseren en bijstaan. Indien hiermee kosten zijn gemoeid is instemming van het
college vereist.
Artikel 4. Deskundigheid en onafhankelijkheid
Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder a, Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten over
de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur. Om de deskundigheid van de
adviseurs te waarborgen is in het eerste lid bepaald dat het college alvorens zij tot aanwijzing van
een persoon als adviseur overgaat, kan verlangen dat deze persoon aantoont op grond van
opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, tweede of derde lid,
genoemde aspecten waarop hij of zij de aanvraag dient te beoordelen.
In aansluiting op artikel 3:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1 onder c,
Bro waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van
het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, wordt in artikel 4, tweede lid, bepaald dat die
adviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Voorts
bepaalt artikel 4, tweede lid, dat een adviseur niet betrokken mag zijn bij de planologische
3