Gemeente Breda
Registratienr: 32985]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: VSO/JP
Agendapuntnummer: 4.3 Aantal bijlagen: --
Betreft:
Voorstel om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen de uniforme openbare voorbereidingsprocedure
te volgen zoals opgenomen in de Awb en voorstel tot vaststelling van de Verordening tot vierde wijziging van
de "Inspraakverordening Breda 1998".
Inleiding
In 1998 stelde de raad de "Inspraakverordening Breda 1998" vast. Nadien is deze verordening nog op
enkele onderdelen gewijzigd. De inspraakverordening heeft een autonoom karakter en is in grote mate
geënt op de gemeentelijke Nota "De regels van het spel". Als gevolg van inwerkingtreding van de
(nieuwe) Wet ruimtelijke ordening is het gewenst de "Inspraakverordening Breda 1998 aan te passen.
Voorstel
1. Besluiten bij de voorbereiding van bestemmingsplannen de uniforme openbare
voorbereidingsprocedure te volgen zoals opgenomen in de Awb.
2. De verordening tot vierde wijziging van de "Inspraakverordening Breda 1998 vast te stellen.
Motivering/Toelichting
Wettelijke inspraakverplichting op grond van Wro
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt, net als de 'oude' Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO),
inspraak bij voorontwerpbestemmingsplannen niet verplicht. Met inwerkingtreding van afdeling 3.4 van de
Awb is destijds artikel 6a WRO, waarin inspraak bij voorontwerpbestemmingsplannen was geregeld,
vervallen. De wetgever is van mening dat inspraak bij een voorontwerpbestemmingsplan, gelet op de
uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb), een doublure is, niets toevoegt aan de
procedure en de burgers geen extra rechtsbescherming, maar slechts frustraties oplevert. Van echte
inspraak is immers geen sprake, omdat bepaalde keuzes voor ruimtelijke ontwikkelingen al lang gemaakt
zijn en voor grote wijzigingen vaak geen ruimte meer is. Bovendien dienen vervolgens opnieuw in het
kader van de wettelijke procedure tegen het onfwerpbestemmingsplan zienswijzen te worden ingediend.
Deze zienswijzen wijken inhoudelijk vaak niet of nauwelijks af van de inspraakreacties. De meeste
Nederlandse gemeenten hebben inmiddels dan ook besloten bij de voorbereiding van
bestemmingsplannen te volstaan met de Awb-procedure (afdeling 3.4).
Inspraakverordening Breda 1998
In Breda is de inspraakprocedure voor voorontwerpbestemmingsplannen echter wel gehandhaafd. Op
grond van artikel 2, eerste lid, van de Inspraakverordening Breda 1998 kan een bestuursorgaan ten
aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluiten, dat inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van
gemeentelijk beleid. Met betrekking tot voorontwerpbestemmingsplannen is in het verleden besloten dat
bij de voorbereiding hiervan, inspraak wordt verleend. Verder is in artikel 4, derde lid, van de
inspraakverordening opgenomen, dat de inspraaktermijn ten aanzien van
voorontwerpbestemmingsplannen 4 weken bedraagt.
Burgers meer betrekken in conceptfase bestemmingsplan
De mogelijkheid van inspraak bij een voorontwerpbestemmingsplan zorgt voor een onheldere, soms
frustrerende, maar in elk geval aanzienlijk langere (2 a 3 maanden) procedure voor een
bestemmingsplan. Tevens wordt een claim gelegd op de ambtelijke personele capaciteit. In de praktijk
wordt bovendien de inspraakmogelijkheid met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan, met
daaraan gekoppeld de 'Nota van Commentaar', ook door burgers gezien als een doublure.
Gelet op het vorenstaande is het wenselijk in plaats van een inspraakmogelijkheid te bieden bij een
voorontwerpbestemmingsplan al in een vroeg stadium, in de aanloop naar een eerste concept
bestemmingsplan', burgers (mede via wijk- en dorpsraden) en bedrijven actiever te betrekken bij het op te
stellen bestemmingsplan. Hierdoor leveren zij een veel grotere bijdrage aan het ontwerpbestemmings-