Het doel van de periodieke subsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de SW-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de periodieke subsidie moet zijn, zal inzicht moeten bestaan in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken SW-geïndiceerde. Daarbij gaat het niet alleen om de (veronderstelde) loonwaarde van de betrokken SW-geïndiceerde, maar ook om het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon. In dit artikel is geregeld dat het college de loonwaarde kan vaststellen op basis van een loonwaardeonderzoek. Artikel 5 De productiviteit (en daarmee de loonwaarde) van een SW-geïndiceerde kan toenemen als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de periodieke subsidie (als onderdeel van de periodieke subsidie) worden verminderd. Dit artikel geeft de mogelijkheid voor het college om de subsidie te verlagen als de loonwaarde van de betrokken SW-geindiceerde toeneemt. Het is ook denkbaar dat de loonwaarde van een SW-geïndiceerde minder is dan werd verondersteld toen het PGB werd toegekend. In dat geval kan de werkgever het college verzoeken de subsidie te verhogen. Artikel 6 Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. Op grond van de huidige uitvoeringspraktijk is opgenomen dat het aantal uren begeleiding gemaximaliseerd is op een percentage van de daadwerkelijk gewerkte uren bij de werkgever, aflopend naarmate er men er langer werkt. Artikel 7 De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding alleen wordt verstrekt op basis van een deskundigenrapport. Dit rapport moet zijn opgesteld door een arbodeskundige in opdracht van de werkgever. Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken SW-geïndiceerde moet aangaan. In het vierde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. Artikel 8 De SW-geïndiceerde is rechthebbende. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de SW- geïndiceerde de aanvraag en het begeleidingsplan moeten ondertekenen. In dit begeleidingsplan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2008 | | pagina 56