Met dien verstande dat deze uitzondering niet geldt wanneer de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen. 3. Het in het 1e lid sub a gestelde verbod geldt tevens niet voor: a. houtopstand, die moet worden geveld krachtens artikel 10, 1e lid Plantziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 van deze verordening; b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud; c. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten; d. het vellen van dode houtopstand; e. een houtopstand, deel uitmakend van een bosperceel, welke bij wijze van dunning moet worden geveld; f. dunning; g. een houtopstand die krachtens een ontheffing van burgemeester en wethouders is vrijgesteld van de werking van de Bomenverordening. 4. Het in het 1e lid gestelde verbod geldt verder niet voor erfbeplanting als bedoeld in artikel 1 sub m. REDEN ACTUALISATIE: De huidige bepaling in lid 2 sub e is vrij onduidelijk geformuleerd door dubbele ontkenningen in de tekst. De nieuwe tekst neemt deze onduidelijkheid weg. Daarnaast was de verwijzing in lid 3 naar de artikelen 12 en 19 onjuist. C. Artikel 3 aanvraag vergunning wordt als volgt geactualiseerd: OUD Artikel 3 aanvraag vergunning 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 2 of een verzoek tot plaatsing of wijziging van de lijst van monumentale en beeldbepalende bomen als bedoeld in artikel 13, lid 3, dient te worden aangevraagd respectievelijk te worden gedaan door, namens of met toestemming van de eigenaar of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de bo(o)m(en) of houtopstand te beschikken. Naast de eisen die artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht daaraan stelt, dient een aanvraag een situatieschets te bevatten. 2. Een aanvraag om een vergunning dient te worden ingediend op een daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier. De aanvraag gaat vergezeld van een schriftelijke motivering en situatieschets. 3. Wanneer de teammanager van de Landelijke Service regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag. TOELICHTING OUD 1e en 2" lid: Schriftelijke aanvraag (op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier) voor een zorgvuldige voorbereidingsprocedure is vanzelfsprekend een noodzaak. Het aanvraagformulier moet voorzien zijn van een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, en van een schriftelijke motivering. Desgevraagd kunnen aanvullende foto's worden toegevoegd aan de aanvraag. Immers in de praktijk blijkt dit nodig te zijn aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken. Voor het kunnen toetsen van de motivering van de aanvraag (bv. een boom moet wijken voor aanbouw van een garage of keuken) moet de aanvrager daarbij die relevante bescheiden overleggen die het bestuursorgaan in staat stelt een overwogen beslissing te nemen. Wordt wel de bouwaanvraag, maar niet de bouwvergunning ingediend, terwijl misschien ook een (langdurige) bestemmingsplan procedure nodig is, is het bestuursorgaan niet in staat deze afweging te maken. In dat geval zal met toepassing van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht 2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2008 | | pagina 70