b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingsruimte, dan wel laad- en
iosruimte is voorzien.
c. aan een ontheffing kan als voorwaarde worden verbonden dat de vergunninghouder
verplicht is een door burgemeester en wethouders vastgesteld bedrag in het
parkeerfonds te storten, tenzij burgemeester en wethouders van mening zijn dat op
grond van gewichtige omstandigheden deze verplichting achterwege dient te blijven.
Toelichting Bouwverordening
Artikel 2.5.30 'Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheid bij of in gebouwen'
Vervang de gehele toelichting van dit artikel door:
Lid1
Er dient voorkomen te worden dat door bouwactiviteiten de parkeerdruk in de omgeving hoog of zelfs
te hoog wordt. Dit zou ten koste gaan van de (verkeers-)leefbaarheid van de woon/werkomgeving. In
het verleden werd daar niet of nauwelijks aandacht aan geschonken met als gevolg een hoge
parkeerdruk in de openbare omgeving. Dit leidde veelal tot verkeersleefbaarheidsproblemen waarvoor
de gemeente Breda verantwoordelijk werd gehouden.
Ook voor de gemeente werd het daarom ook steeds moeilijker (ruimtelijk) en duurder (financieel) om
deze parkeerproblemen weg te nemen. Van rijkswege is men steeds meer doordrongen geraakt dat
het autobezit moeilijk teruggedrongen kan worden. Er heeft daarom een bepaalde acceptatie
plaatsgevonden dat dit autobezit niet zondermeer teruggedrongen kan worden door het verlagen van
de parkeernormen. De gemeente Breda wil echter niet telkens de voortvloeiende parkeerproblemen in
het (dure) openbare gebied zelf oplossen maar de veroorzaker daarvoor verantwoordelijk stellen. Dit
heeft geleid tot betreffend artikel wat er op neerkomt dat de veroorzaker van de parkeervraag deze
ook zelf oplost op eigen terrein. Het maakt daarbij niet uit hoe het parkeren wordt opgelost mits het
maar op eigen terrein gebeurt. Dit betekent dat de parkeervoorziening op, in of onder de gebouwde
voorziening plaatsvindt, of in ieder geval buiten de gebouwde voorziening maar wel binnen het
bijbehorende perceel. Uitgangspunt is hierbij de feitelijke situatie.
Meeliften met derden
De aanvrager om bouwvergunning heeft de mogelijkheid om zelf een oplossing te zoeken voor het
parkeren. Voorstelbaar is dat met een andere partij gezamenlijk de parkeernorm wordt gerealiseerd of
dat via een overeenkomst op een nabijgelegen terrein parkeren mogelijk wordt gemaakt. De
maximale afstand tussen de betreffende functie en de aan te leggen parkeerplaatsen hangt af van de
soort functie. Om de duurzaamheid van een dergelijke overeenkomst te verzekeren kunnen aan de
ontheffing voorwaarden worden verbonden zoals de minimale duur van de overeenkomst en de
verplichting van een kettingbeding. Tot slot is het mogelijk dat in openbaar gebied parkeerplaatsen
worden aangelegd door een ontwikkelaar en dat deze parkeerplaatsen worden overgedragen aan de
gemeente. Het verdient aanbeveling dergelijke overeenkomsten met derden of met de gemeente af te
sluiten voordat de bouwvergunning wordt aangevraagd en deze overeenkomsten bij de aanvraag om
bouwvergunning in te dienen.
Het aantal te realiseren parkeerplaatsen dient te voldoen aan de parkeernormen zoals verwoord in het
vigerende door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De hoogte van de parkeernormen zijn
hierin van verschillende factoren afhankelijk gesteld. Dit zijn respectievelijk de mate van
verstedelijking; de specifieke eigenschappen van de functie; de mobiliteitskenmerken van de
gebruikers en bezoekers per functie en het parkeernormenbeleid in vergelijkbare steden.
Oorspronkelijk werd in de nota 'Parkeer- Stallingsnormering' (Gemeente Breda, 1996) nog uitgegaan
van maximum normen. Deze sloten aan bij de toen geldende mobiliteitsgedachte (sturend en gericht
op het terugdringen van de automobiliteit) en het daarop afgestemde locatiebeleid. Net zoals in het
landelijke beleid is ook het Bredase mobiliteitsbeleid verschoven richting het faciliteren van de
groeiende mobiliteitsbehoefte. Bij deze beleidswijziging past het hanteren van minimale
parkeernormen. Er mogen meer parkeerplaatsen dan de minimale norm worden aangelegd, zolang dit
niet ten koste gaat van de bereikbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid. De mate
waarin er extra parkeerplaatsen worden aangelegd zal per situatie bij de bouwaanvraag worden
beoordeeld.
Lid 2
Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschriften niet kunnen worden
gemist bij het afdwingen van een correcte naleving van de leden 1 en 2. De verplichting in die leden