Verordening Lanqduriqheidstoeslaq
Versie 18 december 2008
De raad van de gemeente Breda;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2008, met
bestuursvoorstel 33532, inzake de langdurigheidstoeslag;
gelet op artikel 8, eerste lid, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 149 van de
Gemeentewet;
besluit vast te stellen:
Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2009 met toelichting
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. wet: Wet werk en bijstand;
b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;
c. netto bijstandsnorm: de op de gezinssituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals
bedoeld in artikel 21 van de wet plus volledige gemeentelijke toeslag, exclusief eventuele
heffingskortingen;
d. langdurigheidstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;
e. vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;
f. langdurig: gelijk aan de duur van de referteperiode;
g. referteperiode: 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;
h. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.
HOOFDSTUK II VOORWAARDEN
Artikel 2 Doelgroep
1Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65
jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben, als
bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, én ten tijde van de aanvraag in de gemeente Breda
woonachtig zijn.
2. Geen recht op de langdurigheidstoeslag hebben personen die:
a. op de peildatum of in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet op de
Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben
genoten;
b. op de peildatum of in de 12 maanden daaraan voorafgaand in een verpleeghuis verbleven.